Goes' initiatief tot een vaste statie Vlak voor het sluiten van het Bestand zag het er naar uit dat men een permanente vorm van zielzorg kreeg. In 1608 immers vestigde zich alhier de Jezuiet pater Mattheus Clinger. In 1610 vertrok hij weer. 23) Misschien omdat hij door de burgerlijke overheid gesnapt was, maar het lijkt waarschijnlijker dat hij zijn vastbedoelde statie opgaf als gevolg van de overeenkomst die in 1610 gemaakt werd tussen enerzijds de Apostolisch Vicaris Sasbout Vosmeer, anderzijds de Zuidnederlandse provinciaal der Jezuieten. Deze overeenkomst was een poging om terrein, taak en werkwijze over en weer af te bakenen. 24) Hoe dan ook: Beveland zat weer zonder priester. Kort daarop werd weliswaar een seculier missionaris gezonden afkomstig uit het Keul se seminarie, maar ok deze, Johan Trutius, volgde de gewone handelwijze en liet het bij een kortstondig bezoek. 25) Deze priester zal toen niet vermoed hebben dat hij spoedig als defini tief pastoor terug zou keren. In afwachting op beter verzorging, trokken vele katholieken naar Hulst en Antwerpen om hun huwelijk te doen bekrachtigen, kinderen te laten dopen en het H. Vormsel te ontvangen. 26) Met dat al werd de onzekere toestand de Goese katholieken te machtig. Een van de voorna mere burgers, Cornelis Balthasar trok zelf naar Antwerpen en vroeg zowel aan de bisschop van Antwerpen als aan verschillende regulieren om priesters. Zonder succes. 27) Ook de Aposto lisch Vicaris liet weten dat men geen permanente man kon afstaan bij gebrek aan voldoende missionarissen. 28) In hetzelfde jaar 1611 trok men nog een tweede maal naar Antwerpen voor hetzelfde verzoek, maar ook nu weer met een negatief resultaat. 29) In 1612 dook er weer een missionaris van het Keuls seminair op, Govert de Rovere, maar ook hij was een voorbijganger. 30) Wilhelmus Keyting verscheen na hem, maar hij werd spoedig ontdekt en moest het hazenpad kiezen. In een opdracht van de Apostolisch Vicaris reisde hij over Antwerpen, waar hij - overigens ook tevergeefs - vaste priesters trachtte los te krijgen bij de bisschop. Daarna klopte hij ook in Antwerpen bij regulieren aan, die hem nu toezegden naar Zeeland te zullen komen om hem af te lossen. Met deze gedachte trok Keyting noord waarts zonder dat de toegezegde aflossing plaats had. 31) Nu werd de gewetensnood haast onhoudbaar: in Zeeland werden immers de Plakkaten veel strenger toegepast dan in Holland. Vooral inzake de huwelijk,was men zeer streng. In Holland kon men tenminste nog altijd voor een neutrale magistraat huwen, maar in Zeeland was men verplicht uitsluitend voor de gereformeerde predikant te trouwen. 32) In antwoord op de ge wetensvraag hierover, hoorde men juli 1612 van de bisschop van Mechelen, dat men ofwel naar elders moest trekken of niet moest trouwen, maar in elk geval niet voor een hervormd kerkbedienaar. Ten einde raad wendden enkele Goesenaren zich tot de bisschop van Brugge, die toch als adminstrator van Zeeland zijn rechten bleef handhaven o.a. inzake het priester- vraagstuk, zonder overigens priesters te sturen. Hij gaf hun ten antwoord, dat zij wel voor een predikant konden verschijnen, mits men zorgde dat er onder de omstaanders heimelijk een priester stondvoor wie zij dan in werkelijkheid en in hun hart elkaar het jawoord moesten ge ven. Het leek een oplossing, maar zonder vaste priester was het een kluitje in het riet. Daarom delegeerde hij bij die gelegenheid de predikanten om het huwelijk van de katholieken in zijn diocees geldig te sluiten. 33) Zo was het 1614 geworden en op 3 mei van dat jaar stierf de Apostolisch Vicaris Sasbout Vos meer. Reeds datzelfde jaar werd hij opgevolgd door Rovenius d.d. 11 oktober. Dit zou de om mekeer worden in de verwarde toestand waarin de Bevelanders zich bevonden. Rovenius moet al vroeger omtrent het eiland en de wanhopige situatie der inwoners ingelicht zijn geweest 130

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1979 | | pagina 132