door Leonardus Marius, die afkomstig was uit Goes en zich ook later met de Goese aangele
genheid inliet. 34) Rovenius had als rector samengezeten met Marius op Alticolense, het
Hollands Seminarie in Keulen. Onmiddellijk na de aanvaarding van zijn nieuw ambt benoemde
Rovenius enkele pastoors en wel in het begin van 1615. 35) Het betrof een vaste pastoor voor
Goes en Beveland, zoals hij tevens pater Petrus Judoci S.J. aanstelde tot pastoor van Middel
burg. Voor Goes was het de toen 28-jarige seculier Johan Trutius, die reeds in 1610 hier op be
zoek geweest was. 36)
Daarmee was de permanente zielzorg voor Beveland een feit geworden.
Vaste statie met moeizaam begin
Onmiddellijk zorgden de Goesenaren voor een huisvesting voor deze pastoor, die als eerste een
blijver zou zijn. Hij was van een officiële benoemingsbrief voorzien, zodat alle katholieken
konden weten dat dit hun rechtmatige herder was. 37)
1 April 1615 trad er een roulatiesysteem in werking, waarbij de voornaamste Goese katholie
ken op zich namen om bij toerbeurt hun pastoor in huis op te nemen en verborgen te houden.
Van de burgerlijke overheid kon men alsnog geen verblijfsvergunning loskrijgen, al was het
maar omdat deze onder druk der hervormden de toestemming onmogelijk konden geven. Het
aantal van deze meer gegoede burgers bedroeg aanvankelijk slechts 16. 38)
Het duurde niet lang of ook deze eerste pastoor moest weer de wijk nemen. Reeds in 1616
werd hij opgevolgd door Joannes Griffinus. 39)
Deze zou het zwervend leven van de ene woning naar de ander moeten volhouden tot 1633.
Eerst toen kreeg hij een permenente woongelegenheid bij zijn zuster, die daartoe samen met
een vriendin een aparte woning huurde. 40) Eindelijk verkreeg pastoor Griffinus toch van de
stad de toestemming om binnen de veste te verblijven, maar met dien verstande dat officieel
geen godsdienstoefening gehouden mocht worden. Met deze laatste bepaling is zeker de hand
gelicht, niettemin onderging deze pastoor regelmatig de vernedering van een gerechtelijk be
zoek tijdens zijn Misviering, waarbij de katholieken steeds flinke geldsbedragen moesten op
brengen om de opgelegde boeten te kunnen betalen. Dit laatste zou trouwens nog tot lang na
hem voorvallen.
Maar het begin van de vaste Statie was gemaakt. Men had een eigen vaste zielzorger en de fi
nanciële gevolgen van dit verboden geluk droeg men naar vermogen. Bovendien troffen zij het
bijzonder met deze pastoor Griffinus: bekwaam in woord en zacht van aard, licenciaat in de
Theologie bleef hij bij de zijnen tot zelfs 1639. Toen maakte een ongelukkige erfeniskwestie
hem in de ogen van de stadsmagistraat onhoudbaar. Maar ondertussen had men in de jaren
onder zijn pastoraat reeds de kern gelegd van wat nu de huidige katholieke kerk en pastorie is:
in het huis namelijk van de bekende katholieke schilder Eversdijk (die naar Antwerpen verhuis
de) had men achter de hoge bomen rond het toenmalige stadskerkhof van de "Singelstraat" in
1635 de pastorie ondergebracht. De bovenste verdieping werd omgebouwd tot een schuilkerk
in de trant van O.L. Heer-op-Zolder. 41) Maar van die mogelijkheid droomde men vooralsnog
niet tijdens het Bestand, toen men de hier beschreven mijlpaal bereikte van een eigen vaste
statie.
131