in 1814 en kwam in 1850 naar de Hervormde gemeente te Goes. De dominee had een grote
belangstelling voor de geschiedenis en over de kerkelijke historie had hij al eens iets gepubli
ceerd. Enthousiast gemaakt door Dressehuis, van wie hij in de verte familie was, kreeg hij lust
om het werk van zijn overleden vriend voort te zetten.
Burgemeester en Wethouders hadden daar kennelijk geen bezwaar tegen en zo toog Piccardt
regelmatig naar het stadhuis. 'Ik moest alle hoeken en kasten op het raadhuis doorsnuffelen,
alles eerst te zamen brengen en daarna mij een weg banen door de bergen die rondom mij zich
ophoopten'. De werkzaamheden van de dominee lieten maar weinig tijd over voor de Goese
archieven, 'en de dilettant-oudheidzoeker zuchtte wel eens bij den aanblik van alles, wat hij
nog zou moeten verrigten, om eenmaal het voorgestelde doel te bereiken' (4). Naast de
ordening van de archieven wijdde Piccardt ook zijn aandacht aan de stadsbibliotheek, die reeds
in de 17e eeuw was aangelegd, en aan de 'voorwerpen betrekkelijk geschiedenis en oudheid
kunde'. die zich op het stadhuis bevonden. In 1859 verscheen een catalogus van deze verzame
ling voorwerpen, nadat reeds eerden een gedeelte van de catalogus van de bibliotheek was
gedrukt.
In februari 1861 bood Piccardt een
gedeelte van het tweede deel van de
catalogus van de bibliotheek aan, die
de omvangrijke verzameling pamflet
ten beschreef. Bij die gelegenheid ver
zocht Piccardt bescheiden aan het
gemeentebestuur om hem de titel
'archivaris der Stad Goes' te verlenen.
Met algemene stemmen benoemde de
gemeenteraad hem inderdaad tot
gemeentearchivaris op 18 februari
1861 tegen een jaarlijkse toelage van
50 gulden (5).
De gemeenteraad stelde op 30 april
1861 een instruktie vast voor de
nieuwbakken archivaris. Volgens art-
kel één werd hij belast met 'het in
dr. R.A. Soetbrood Piccardt 1814-1888). orde houden van het archief der
gemeente, van de bibliotheek en de
verzameling voor geschiedenis en oudheidkunde'. Het gemeentebestuur was nog wat bevreesd
voor de openbaarheid en daarom werd in artikel drie bepaald dat de archivaris geen inzage
mocht geven aan stukken, noch daaruit bescheiden uitlenen, dan met schriftelijke toestem
ming van de burgemeester. Deze bepaling zou overigens geen toepassing vinden en al snel een
dode letter worden. In de overige artikelen van de instruktie werden bepalingen opgenomen
over onder meer het uitlenen van boeken uit de bibliotheek. Het laatste artikel, nummer 9,
bepaalde dat de archivaris in maart van elk jaar zijn jaarverslag moest inleveren (6).
Een probleem waar Piccardt voortdurend mee werd geconfronteerd was het schrikbarende
gebrek aan ruimte. Noodgedwongen moesten de archieven en de bibliotheek in verschillende
vertrekken worden geplaatst op een gebrekkige wijze, zonder logische volgorde. In levendige
taal deed hij kond van zijn klachten aan het gemeentebestuur, zoals in zijn jaarverslag over
1861'De beschikbare ruimte tot het plaatsen van kasten is sedert lang geheel ingenomen; de
106