In zijn jaarverslagen klaagde Piccardt nog al eens over het gebrek aan belangstelling voor de oudheden, de archieven en de bibliotheek in het bijzonder van de Goessenaars. Burgemeester en Wethouders probeerden de belangstelling te bevorderen door het plaatsen van advertenties, waarbij ze wezen op de mogelijkheid om voorwerpen af te staan voor de oudheidkamer. Ook Piccardt zelf had reeds eerder geprobeerd de archieven en verzamelingen meer onder de aan dacht van het publiek te brengen. In de winter van 1860 en 1861 had hij lezingen gehouden over de geschiedenis van de Ganzestad. Deze waren bij het publiek zo in de smaak gevallen dat ze werden gebundeld en in druk uitgegeven: Bijzonderheden uit de geschiedenis der stad Goes (10). Piccardt bleef onvermoeid pleiten voor het behoud van de Goese cultuurschatten. Met succes ijverde hij voor de restauratie van de schilderstukken in de raadzaal (thans trouwzaal) in 1874. Ook noemde de gemeenteraad, op suggestie van Piccardt, enkele nieuwe straten naar beroem de Goesenaars uit het verleden. Maar ook moest de archivaris menige teleurstelling ervaren. Zo werd het fraaie buffet van de voormalige schutterij Sint Joris in 1877 verkocht (11) en later volgden de schilderijen van Eversdijk van de schutterijen. Terecht constateerde Piccardt: 'dat de opgewektheid om iets voor onze verzamelingen aftestaan, niet toegenomen is, sedert het door geheel het land met verbazing vernomen feit, dat de kostbaarste voorwerpen, eer waardig door hunne historische beteekenis, illustratiën van de schoonste bladzijder onze geschiedenis, ten bate der gemeentekas werden vervreemd. Dientengevolge is ook de vrijmoe digheid, om bij voorkomende gelegenheden, afstand van een en ander voor onze verzamelingen te vragen, mij benomen en werkt eene dubbele oorzaak nadelig voor de uitbreiding van eenen schat, die reeds eenige vermaardheid had verkregen' (12). Toch kon archivaris Piccardt af en toe een optimistisch geluid laten horen. Zo verkreeg de gemeente in 1879 uit de nalatenschap van mr. C. de Witt Hamer een belangrijke verzameling particuliere archiefstukken, die later nog eens door zijn zoon, burgemeester mr. J.G. de Witt Hamer, zou worden aangevuld. Nog steeds werkte Piccardt aan de inventarisatie van de Goese archieven, maar zijn hoge leef tijd ging een woordje meespreken. De lange weg naar de zoldervertrekken van het stadhuis werd hem steeds zwaarder en de belangstelling van het publiek verbeterde niet: 'Die het raad huis bezoeken, vermoeden niet, dat boven hunne hoofden zoovele voor de geschiedenis belangrijke schatten schuilen. Daarbuiten is niets, dat daaraan herinnert en waar nu en dan iemands belangstelling wordt gewekt en hij naar nader onderzoek begeerig wordt, daar behoort er eenige moed toe, den tocht te ondernemen naar die hoog gelegen lokalen, waar öf de koude öf de hitte het genot in den weg staan'(13). In 1886 kon Piccardt de inventaris van het oud-archief aan burgemeester en wethouders aan bieden. 'Eindelijk!' verzuchtte de archivaris, was het werk klaargekomen. Het tijdstip was goed gekozen; het was precies 25 jaar geleden dat hij tot gemeentearchivaris was aangesteld. Naar onze huidige maatstaven was de 'catalogus' van Piccardt weinig logisch van opzet. Wanneer we echter zijn werk in het licht van die tijd bezien, was de inventaris in zekere zin baanbrekend. In tegenstelling tot zijn collega's had Piccardt de stukken niet chronologisch gerangschikt, maar daarentegen de series gehandhaafd en ze in de inventaris in alfabetische volgorde opgesomd (14). Burgemeester en wethouders waren Piccardt dankbaar voor zijn werk en op de dag dat het 25 jaar geleden was dat hij tot gemeentearchivaris werd aangesteld - 18 februari 1886 - schreven ze hem een brief. Uitvoerig dankten ze hem voor zijn vele werk: 'De chaotische toestand van het archief onze gemeente heeft onder Uwe leiding plaats gemaakt voor een van orde en regel maat'. 108

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1980 | | pagina 108