malige vleeshal was tot 1851 in gebruik voor het wegen van vee, dat naar de markt werd gebracht en vanaf 1860 had de ruimte gediend als bergplaats voor gemeentewerken (22). In aansluiting op het gereedkomen van de nieuwe archiefbewaarplaats werden in 1931 de doop-, trouw- en begraafboeken en het archief van de Goese weeskamer van het rijk terug ontvangen. J. de Kruijter 1860-1935). Ook de oudheidkamer kreeg in 1930 een andere plaats en werd vanuit het stadhuis overgebracht naar het goti sche huis aan de Turfkade. De Kruij- ters ideeën waren vooruitstrevend. Zo opperde hij in 1925 het idee het voormalige huis van bewaring in Goes te bestemmen voor het bewaren van alle oude archieven van Zuid- en Noord-Beveland. Elke gemeente, waterschap, kerk en ambachtsheerlijkheid kon daarin zijn archieven kwijt. Het idee van een streekarchief was reeds bij De Kruijter aanwezig (23). Ook nadat De Kruijter in 1926 de 65-jarige leeftijd had bereikt bleef hij op verzoek van de gemeenteraad nog in funktie. Zijn gezondheid ging echter achteruit. Zijn gehoor liet hem in de steek en trombose in zijn been belemmerde een goede taakuitoefening (24). Wegens het berei ken van de 70-jarige leeftijd verleende de gemeenteraad hem per 1 januari 1931 op de meest eervolle wijze ontslag als gemeentearchivaris, maar 'overwegende, dat het zeer gewenscht is over de gewaardeerde hulp van genoemden persoon te kunnen blijven beschikken' werd hij benoemd tot adviseur bij het archief. Formeel werd nu de gemeentesecretaris weer belast met het beheer van de archieven, doch in de bestaande toestand veranderde feitelijk niets. Zelfs de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen kon zich met die wat wonderlijke situatie verenigen. De Kruijter ging lichame lijk steeds meer achteruit en zijn schoonzoon verzocht namens hem zijn ontslag als adviseur bij het archief. Nog voor de raad hem dat op de meest eervolle wijze 'onder dankbetuiging voor de vele en belangrijke diensten' kon verlenen overleed hij op 30 augustus 1935 te Goes. Combinatie met andere gemeenten De Archiefwet 1918 had een nieuw tijdperk ingeluid. De wetgever meende dat het archivaris schap niet langer een erebaantje mocht zijn, maar dat dit een geïntegreerde funktie moest worden binnen het bestuurlijke apparaat. Hoewel archivarissen als De Kruijter grote verdien sten hadden gehad, was het duidelijk dat het archivariaat opgedragen moest worden aan des kundigen (25). Het was geen gemakkelijk zaak de vakature opnieuw vervuld te krijgen. De Kruijter had een salaris ontvangen van f. 120,per jaar en nooit op verhoging aangedrongen. Burgemeester wethouders begrepen dat het onmogelijk was om voor dat salaris een bevoegd ambtenaar aan te stellen. Toch voelde men er ook niets voor de funktie van archivaris op te heffen. De rijks- 111

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1980 | | pagina 111