voor is een akte uit 1407 waarbij Willem VI van Beieren het bierdragersgilde ontbond en de gildegoederen aan het O.L.Vrouwegilde liet komen (5). Hierbij haalde graaf Willem een oprich tingsakte aan die door Guy van Chatillon verleend was. Tot de gildebroeders behoorden onder meer vier gemeten land gelegen in Goes en Wolphaartsdijk (6). Vóór 1470 werd het bierdra gersgilde opnieuw in het leven geroepen. Bij de uitoefening van het bierdragersberoep speelde de verering van Sint Christoffel een grote rol. Van elk karwei dat door gildeleden was uitge voerd diende een bedrag van zes groten Vlaams aan het gilde te worden afgedragen (7). Met deze gelden werd onder meer het Sint Christoffelaltaar in de kerk te Goes onderhouden (8). Leden Het aantal leden dat het gilde in de middeleeuwen telde is onbekend. Een vonnis uit de tweede helft van de vijftiende eeuw van baljuw, burge meester en schepenen van Goes ver meldt de namen van twintig gildele den, die vanwege een kollektieve ongehoorzaamheid veroordeeld wer den tot het ondernemen van een bedevaart naar Keulen (9). Met deze twintig mannen werd naar schatting het halve gilde naar Keulen gestuurd, gelet op het ledental in latere eeu wen. Aan het einde van de zestiende eeuw bestond er voor het stadbestuur aan leiding om geen nieuwe gildeleden meer toe te laten. Zij wilden het Sint Christoffelgilde laten uitsterven om daarna een vereniging met een voor hen rustiger karakter op te richten (10). Vermoedelijk was in 1628 dit proces van uitsterven bevredigend Atbrecht van Beyeren (1389-1404), aanvankelijk afgesloten, omdat in dat jaar een ruwaard en later graaf van Holland (Uit: 32 Af'- meuwe güdeordonnantie werd opge- beeldinge der Graven van Hollandt uit Het Oude steld. Ondanks de ordonnanties Goudtsche Kronycxken In 't Kooper vereiert slaagde de stadsregering er niet altijd door Adrianus Matham. Amsterdam Anno 1663). in de gildebroeders naar wens te Foto, 1980, J. Bitter te Goes. besturen. Vooral het binnen rede lijke grenzen houden van het leden tal lukte burgemeester en schepenen maar matig. In de zeventiende eeuw werd tot drie maal toe een maximum ledenaantal voorgeschreven. Pas toen het getal der bierdragers zich rond ongeveer zestig personen gestabiliseerd had bleken verdere maatregelen niet meer nodig. De gehele achttiende eeuw bedroeg het aantal gildebroeders gemiddeld vijfenzestig man (11). Een aantal leden speelde een rol bij de diverse rellen die in de periode 1786 - 1788 in Goes tegen de patriottisch-gezinde burgers gericht waren. Het bierdragersgilde deed daarbij zijn bijnaam Dit is Aelbrtcht Htrttch WMcms TSroider voor- ebrenen, ende Vrat die xxnfte. Graef van HolUnt. 122

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1980 | | pagina 122