spronkelijke betekenis van het woord bleef de formulering in vrijwel alle gildereglementen gehandhaafd. Zo zien we in een ordonnantie op het bierdragersambacht uit 1804, nota bene na de eerste opheffing van het gilde, de term weer opduiken, waarbij trouwens ook het huis de Meerminne als plaatsbepaling genoemd wordt (23). Gildeverblijf In de buurt van de huizen Reimerswale en de Meerminne bevond zich de gildekamer. Dit werd voor het eerst vermeld in een vijftiende eeuwse ordonnantie van het stadsbestuur waarbij de verdediging van Goes georganiseerd werd. De stad werd hierbij in vier kwartieren verdeeld, waarover de weerbare poorters verdeeld werden. Ln elk kwartier werden twee huizen aangewe zen om in tijd van nood in te beraadslagen. In het vierde en kleinste kwartier waren dat de hui zen van Hughe Willemszoon en Willem Pierszoon 'daer die bierdragers inne plegen te vergade ren'. Het vierde kwartier besloeg het gebied Grote Kade, Oostzijde van de Koningsstraat, Opril, Noordzijde van de Grote Markt, Lombardstraat, Oude Vismarkt en Gasthuisstraat (24). De gildekamer werd schoongehouden door die gildebroeder die als laatste bij het gilde geko men was. Hij droeg de spotnaam jonkwijf en moest zijn kollega's bedienen tijdens de gildefeest- dag die viel op Verzworen Maandag (25). In hetzelfde huisje waar de bierdragers samen kwamen vond ook het arbeiders- of zakkedragersgilde onderdak. De voormalige bierdragerskamer is tegenwoordig als het pand Blaauwe Steen 5, en de kamer van de Sint Jansbroeders als Blaauwe Steen 3 bekend. In de achttiende eeuw was het gildehuisje eigendom van Pieter Wawelaer en bedroeg de huursom die de gildedekens betaalden acht schellingen en tien groten Vlaams (26). Bestuur Het bestuur over het bierdragersgilde werd uitgeoefend door drie dekens. De aftredende dekens droegen elk jaar negen gildeleden voor, waaruit de stadsregering het nieuwe bestuur koos (27). In de zeventiende en achttiende eeuw steeg het ledenaantal van het gilde en werd het getal der dekens naar evenredigheid op vier personen gebracht (28). Het kwam wel voor dat handelswaar beschadigd werd doordat het gereedschap van een gildebroeder niet deugde. De gedupeerde koopman kon zijn verlies dan verhalen op het gilde. Eén van de voornaamste taken van de dekens was dan ook het regel matig controleren van de gereedschap pen (29). Verder werd door hen de gil- dekas beheerd en riepen zij de gilde- broeders op zich in de gildekamer te melden voor werkzaamheden. Daarbij beslisten zij hoeveel personen zich met een werk mochten belasten. Gevelsteen met bierdragershuis In het Mis verstand, Galgebergstraat te Gent. (Uit: Lennep, en J. ter Gouw, J. van De uithang- teekens in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd. Leiden z.j. (186S). Foto, 1980, J. Bitter te Goes. 124

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1980 | | pagina 124