melden. Een groot deel van de gildewetten bleef bovendien van kracht (36). Kommissaris van
het bierdragersambacht in Goes werd Adriaan Bosdijk, die voor zijn diensten een jaarlijkse
toelage van twee ponden en tien schellingen Vlaams ontving (37). Hoewel het gilde formeel
niet langer bestond bleven de bierdragers verplicht jaarlijks een kleine kontributie te voldoen.
Deze gelden werden aangewend voor het onderhoud van de gemeenschappelijke gereedschap
pen (38). Het ontbrak de overheid in die woelige jaren aan mogelijkheden om haar beleid ten
volle uit te voeren. Ofschoon tijdelijk moest zij in 1801 de gilden opnieuw in het leven roe
pen. Dekens werden niet meer benoemd, doch in 1801 werd in Goes een uitgebreide kommis
sie voor het bierdragersambacht ingesteld. Voor de funktie van hoofdkommissaris werd Marti-
nus Slabber bereid gevonden, de overige kommissieleden waren Adriaan Bosdijk, Cornelis Dek
ker Wz., Jan Vervenne en Maarten van Klijnputte (39). In Goes werden de gilden uiteindelijk
in 1812 definitief opgeheven en werden de gildegoederen aan de maire overgedragen. Omdat
de meeste gilden nog enige gelden in kas hadden werd in 1818 hiermee een fonds gevormd
(40). Ten behoeve van het stads-,vanaf 1852 het gemeentebestuur werden deze gelden door
gemeentefunktionarissen beheerd.
Dat het afstand doen van de oude vertrouwde ekonomische strukturen niet voor iedereen een
voudig was moge blijken uit het volgende. In 1815 richtten brood- en meelkommissarissen te
Goes zich tot het stadsbestuur met het verzoek het aantal bakkerijen te willen beperken. Als
antwoord ontvingen deze erfgenamen van het bakkersgilde,dat een dergelijke maatregel, zeker
niet van een stadsregering uit mocht gaan. Dit zou in strijd zijn met de algemene wetten tot vrije
uitoefening van de beroepen (41). De negentiende eeuw was ook in Goes begonnen.
De nalatenschap van het Sint Christoffel- en Sint Jansgilde werd in 1828 ondergebracht bij de
nieuw-opgerichte vereniging van werklieden. Volgens het koninklijk besluit van zestien mei
1827 diende er in elke stad een dergelijke vereniging te zijn, zodat men in Goes op één januari
1828 tot oprichting overging. Als vanouds rolden weer de dobbelstenen om het werk te verde
len, en werden de gereedschappen gebruikt. Een van de voornaamste redenen voor de oprich
ting van deze vereniging was het kunnen opbrengen van schadevergoedingen voor kooplieden
van wie goederen tijdens het transport waren beschadigd. Tevens kon men uit deze kas overle
den vakbroeders begraven en aan de nabestaanden enige financiële steun verleend worden. Deze
vakliedenvereniging heeft, zij het met enkele heroprichtingen, tot in deze eeuw voortgeleefd.
Vanaf 1907 kon zij ook beschikken over de nagelaten gelden van de overige gilden (42). Op
twintig oktober 1953 werd de laatste werkliedenvereniging opgeheven en werden de resterende
gelden verdeeld tussen de Goese wijkverpleging en het r.k. ziekenhuis Sint Joanna (43).
Bijlage A
Sint Christoffel, Christophorus (25 juli).
Volgens een middeleeuwse legende was hij een reus die zijn diensten aan wilde bieden aan de
machtigste heer. Hij trad in dienst bij een grote koning, maar bemerkte dat de vorst angst voor
de duivel had. Daarop bood Christoffel zich bij de duivel aan, doch toen hij merkte dat de dui
vel bevreesd was voor het beeld van Christus ging hij naar Hem op zoek. Hij volgde de raad van
een kluizenaar op die hem vertelde dat Christoffel aan die machtige Heer een dienst zou
bewijzen door arme reizigers en pelgrims over een woeste rivier te dragen. Op een dag vroeg
een kind om hulp bij de overtocht, waarop Christoffel zonder aarzelen de jonge reiziger op
zijn schouder nam en naar de rivier afdaalde. Slechts met inspanning van al zijn krachten
126