I»
ka pelle
Loop der oud e d ij ken volgens DEKKER
Het is begrijpelijk dat deze door Dekker geuite veronderstelling de belangstelling heeft getrok
ken van de mensen die zich in de geschiedenis van de stad en het omringende land hebben ver
diept.
Toen dan ook de plannen ter realisering van de bebouwing van Goes-Noord vaste vorm gingen
aannemen, was het Dhr.L.J. Abelmann (7) archivaris van de stad, die het Gemeentebestuur er
op attendeerde dat het voor de historisch-geografische geschiedenis van Goes van het grootste
belang zou zijn in dit gebied, waar immers de verdwenen dijk van Dekker zich zou moeten
bevinden, archeologische verkenningen en onderzoekingen te verrichten, vooral ook omdat ten
zuiden van de ringbaan West bij het graven van een kavelsloot oude woonsporen waren aange
troffen (8).
In overleg met Ir. J.A. Trimpe Burger, provinciaal archeoloog voor Zeeland, werd besloten ter
beperking van de opgravingskosten, het bodemkundig onderzoek tijdens de rioleringswerken
t.b.v. het nieuwe bouwplan te verrichten. In overleg met de directie en de aannemer werd
bepaald het geplande onderzoek op 15-16 en 17 augustus 1979 te doen plaatsvinden.
Na wat voorafgaande terreinverkenningen en kontrole van reeds gegraven rioleringssleuven
werd besloten een sleuf te graven dwars door de dijk waarop het Rozemarijnstraatje lag.
Tijdens het graven van de sleuf viel in de eerste plaats op de dichtheid van de vroegere bebou
wing ter plaatse. Het Rozemarijnstraatje was slechts 2.40 m. breed. Geconstateerd werd dat
de bebouwing aan de zijde van de voormalige spuikom jonger was dan die aan de andere zijde.
In het profiel door het dijkje tekenden zich verschillende ophogingslagen af. Bij nadere bestu
dering konden uit deze ophogingslagen 2 dijkprofielen worden afgelezen. Het onderste dijk-
profiel lag op een ongestoord, zavelig, oud oppervlak. Het was opgebouwd uit zandige grond
35