Voor 1867 beliepen de bedragen voor de godsdienst f. 1491,04, f. 1436,50 en (batig) f. 52,54. Voor de armen waren deze bedragen respectievelijk f. 688,37, f. 634,59 en (batig) f. 53,76. Tenslotte voor 1868: voor de godsdienst f. 1942,75 1/2, f. 1918,63 1/2 en (batig) f. 24,12. Voorde armen f. 557,58 1/2, f. 503,05 en (batig) f. 54,73 1/2. Éénmaal heeft men de kas te Hoedekenskerke gecontroleerd. Voor de godsdienst bleek er op 9 september 1867 f. 116,05 te zijn gecollecteerd. Er was een bedrag van f. 185,08 1/2 uitgege ven. Een nadelig verschil derhalve van f. 69,03 1/2. Voor de armen beliepen de bedragen f. 77,63 1/2, f. 16,25 en (batig) f. 61,38. Men heeft dat batig saldo van de diaconie maar 'geleend' aan de kas 'voor de godsdienst'. Deze maatregel heeft men veelvuldig toegepast. Dat verklaart ook het grote verschil in de jaar rekeningen tussen de bedragen 'voor de Godsdienst' en 'voor de annen'. Predikant en kerkge bouw waren aanleiding voor hoge kosten. Die konden niet bestreden worden uit de voor de godsdienst gecollecteerde gelden. Wij volgen thans de notulen van de vergadering van 4 januari 1869, waarin de rekening over 1868 werd vastgesteld, op de voet. 'In ons midden verschijnt Br. Noordijke. De voorzitter laat hem bovenstaande rekening zien zijn oog valt dadelijk op het verschil in sijfers dat er zoo veel meer is ingekomen voor den Godsdienst als voor den armen waarover hij zijne bevreemding uitspreekt en aan den Presi dent om inligting vraagt, den President draagt dit Br. den Herder op om dat hij langer in de be diening is. Br. den Herder zegt dat er door gaans meer voor den armen als voor den Gods dienst in kwam en de kerk soms in geldelijke verlegenheid kwam en hierin ds. Keulemans in heeft geraadpleegt die tot antwoord gaf dat in hooge noodzakelijkheid den annen wel eens den kerk mogt leenen dat dit vele malen is geschied en dat ds. Van den Broek er voor was dat dit leenen ophield en de Gelden der armen midden doorgedaan werden om alzoo der armen gelden voor de Godsdienst te gebndken en dat hij daar veel bezwaaren in had en het niet recht vond doch dat ook hij door het preken van ds. Van den Broek daarin zondig had toegegeven'. Na het tellen van de gecollecteerde gelden stopte men dus eenvoudigweg de helft van de ar mengelden in de kas van de godsdienst. Kerkrechtelijk dienden deze kassen strikt gescheiden te worden gehouden. De kerkeraad was dus duidelijk buiten zijn boekje gegaan. De voorzitter speelde het balletje door naar de broeder-ouderling die al langer in de kerkeraad zat en deze begon de inmiddels vertrokken dominee de schuld te geven. Noordijke vroeg vervolgens waarom aan de predikant een verhoging van tractement was toe gestaan. Alle kerkeraadsleden bekenden 'vol schaamte zondig gehandeld te hebben'. Maar ja, de dominee drong nog al aan en men wenste moeilijkheden te voorkomen. Den Boer voegde er nog aan toe, dat hij de handelwijze van de dominee maar bedenkelijk vond. Immers had die in bijzijn van Ds. Keulemans niet verklaard, dat hij in Enkhuizen wel f. 1600,kon gaan verdienen? De vergadering wordt gesloten, nadat door Noordijke de wens werd uitgesproken om ds. Keule mans uit te nodigen voor een gesprek over deze zaak. 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1980 | | pagina 46