Het gebouw werd tegen brand verzekerd bij de Zutphense Maatschappij voor de helft van de geschatte waarde, en voor de andere helft bij de Onderlinge Brandwaarborg Maatschappij gevestigd te Middelburg. Bestuur Het bestuur van de onderneming .berustte bij twee eigenaren die om het andere jaar in mei aftraden doch meteen herkiesbaar waren. Vergaderd werd er twee maal per jaar, namelijk in mei en in augustus. Met meerderheid van stemmen werden beslissingen genomen. Besluiten hadden slechts rechtskracht als minstens acht eigenaren of hun gemachtigden aanwezig waren. Het bestuur had het toezicht op alles wat op de meestoof omging. Op hun voordrachten aan de veertien eigenaren werden personeelsleden benoemd, geschorst en ontslagen. Teelt en exploitatie Kiemplanten die van de oude meekrapwortel werden losgescheurd, werden eind april - begin mei in losse aarde geplant. De planten vroegen een intensieve verzorging. Er diende nauwgezet onkruid te worden gewied op de plantbedden waarin de meekrap stond. Het hing van de finan ciële positie van de boer af of hij twee of drie jaar zijn meekrap liet staan. De opbrengst van driejarige lag gemiddeld wel zeventig procent hoger dan van tweejarige. Met driejarige planten werd echter het totale verlies van de oogst geriskeerd. Strenge vorst of bovenmatige regen val konden de opbrengst van een akker waardeloos maken. Het telen van meekrap gaf vaak het ene seizoen aanzienlijke winsten; het daarop volgende jaar werden soms desastreuze verliezen geleden. Met de volgende vuistregel kan de opbrengst van een akker geschetst worden: één gemet meekrap leverde één vat meekrappoeder op (1). Als de planten nog een jaar op het veld bleven staan liet men in de herfst de bladeren afsterven om de plantbedden vervolgens hiermee en met mest en grond te bedekken. Wanneer de meekrap geoogst moest worden werd meestal in de nazomer het loof gemaaid en verwijderd. Eind augustus - begin september werd de wor tel opgegraven. Dit was een zwaar en tijdrovend karwei; bovendien vergde het van de delver veel ervaring. Het wijdvertakte wortelstelsel moest namelijk in z'n geheel worden uitgegraven. Het loon van een delver was in vergelijking met dat van andere landarbeiders hoog te noemen: anderhalve gulden dagloon in het midden van de negentiende eeuw. De delvers waren voor een belangrijk deel buitenlandse seizoenarbeiders. De wortels werden op hopen op het land te dro gen gelegd, zodat ze taaier werden en vervoerd konden worden. De groene mede werd naar de meestoof vervoerd waar elke leverancier een eigen opslagruimte toegewezen kreeg. De volg orde van aanvoer bepaalde meestal de volgorde van bewerking. In De Eendracht werd echter om deze volgorde geloot. Nu bevond zich de mede in de 'koude' stoof. De werkzaamheden begonnen in Wolphaartsdijk in het begin van oktober. De aanvoer van de meekrapwortels werd enkel de eerste twee jaren in het notulenboek genoteerd. In 1871 werden veertig gemeten tweejarige en drie gemeten driejarige meekrap naar de stoof gebracht. Het jaar daarop was dit vierenveertig gemeten tweejarige en vijf gemeten driejarige. De mede die volgens de loting bewerkt worden moest werd in de toren gehesen. In deze toren bevonden zich vier zolders, waarop de wotels in dunne lagen werden uitgespreid. In de kelder onder de toren werd met steenkool een oven gestookt, waaruit een aantal pijpen naar het dak van de toren liep. Door de ontwikkelde warmte droogden de wortels. Als naar het inzicht van de droger, wiens werk zaamheden zich in de toren afspeelden, de wortels droog genoeg waren bracht men ze naar de dorsvloer. Daar werden de wortels gebroken tot brokjes en stukken. Vanaf dat moment sprak men van racine (2). Nadat de mede op de dorsvloer bewerkt was werd de racine gezeefd, waar- 76

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1980 | | pagina 76