houder. Men kan begrijpen dat hun uittreden beroering wekte. De overige regeringsgeslachten
bleven Hervormd, maar ook hier begon zich een soort scheiding der geesten af te tekenen. De
Dominicussen en de Wabeken werden steeds orthodoxer, de Lindenberghen en de Dekkers van
de Maalkote vrijzinniger. Ik waag de voorspelling achteraf, gezien de verhoudingen, dat wan
neer de Dominicussen en de Wabeken de vrijzinnige kant waren opgegaan, de Lindenberghen
en de Dekkers van de Maalkote thans aangesloten zouden zijn bij de Gereformeerde Bond. Ik
geef toe, te bewijzen is dat niet.
Toen er drie schapen, in dit geval de De Schippers, over de dam waren, volgden er meer. Ver
schillende personen verlieten de Hervormde kerk om zich aan te sluiten bij Budding, die in
middels vanuit de Christelijke Afgescheiden Kerk in Goes een vrije gemeente had gesticht, die
hij Evangelisch Christelijke of Christelijk Evangelische gemeente noemde. De theologische ach
tergronden laat ik achterwege. Het zou ons ook te ver voeren bij alle individuele afscheidingen
in Wemeldinge stil te staan, maar een drietal personen moeten wij toch noemen: Adriaan van
Velzen, Marinus Vermaire en Marinus Traas. Adriaan van Velzen, geboren in 1828, verloor
vroeg zijn vader en leidde vervolgens een enigszins teruggetrokken mystiek-godsdienstig leven,
wat onder meer blijkt uit twee aantekeningboekjes, die van hem bewaard zijn. Zij leren ons
hem kennen in zijn diep godsdienstig leven, in zijn zoeken naar waarheid, in zijn konflikten
met de moderne leer, die na 1852 ook op de Wemeldingse kansel gebracht werd. In 1861
kwam hij in aanraking met de 'gemeenschap in de schure', de gemeente van Budding in Goes,
en vanaf dan gaat hij met zijn vriend Marinus Vermaire dikwijls, als de weersomstandigheden
en zijn zwakke gezondheid het toelaten, naar Goes. De aanleiding voor zijn eerste gang naar
Goes was het geruchtmakende gezangenoproer van 1861 in de kerk te Wemeldinge. Budding
zong, zoals men weet, in zijn gemeente niet de Evangelische Gezangen, die bij de Hervormde
kerk gebruikt werden. Hij was niet tegen gezangen, maar wel tegen deze bundel gezangen. On
der invloed van Buddings opvattingen weigerde in 1861 een aantal Wemeldingse Hervormden,
die van tijd tot tijd bij Budding kerkten, onder leiding van Marinus Traas en Pieter Dekker Cz.
gezangen te zingen. Zij hielden de hoeden op tijdens het zingen, liepen de kerk uit of wandel
den door de kerk heen en weer, hun minachting kenbaar makend door op de stenen vloer te
spugen, of ze hieven psalmen aan. De verwarring was na enkele zondagen volkomen. De pre
dikant Nonhebei en de schoolmeester-voorzanger Sauer, stonden machteloos, maar hielden
halsstarrig vol, beiden zongen zo hard ze konden. De ontstichting bereikte haar hoogtepunt
toen Marinus Traas, de hevigste tegenstander van de gezangen en ook de welsprekendste,
staande op een bank, de dominee begon toe te spreken en de gezangen met de meer gebruikte
.benaming 'hoerenliederen' uitschold, of, om Marinus Traas letterlijk te citeren 'oerevezen'!
De predikant Nonhebei vroeg nu bijstand van de veldwachter, en 32 vooraanstaande lidmaten
waaronder de Dominicussen, de Wabeken, de Lindenberghen, de burgemeester Jan de Klerk,
de latere burgemeester Pieter Dekker van de Maalkote en de onderwijzers Van Ree en Sauer
dienden een aanklacht in tegen de rustverstoorders bij het classikaal bestuur. Een kerkelijk
proces was het gevolg, maar inmiddels waren de gangmakers allang achtenswaardige lidmaten
van Buddings gemeenschap in Goes geworden.
Adriaan van Velzen, die met Marinus Vermaire, aan het protest had deelgenomen, schreef in
zijn aantekeningen Ik heb mijzelven door en met Gods hulp en genade aan de gemeente van
Domenie Budding verbonden op den 16en januari 1865. De Heere die zijn werk in mij begon
nen is, zoo ik mag gelooven, in de maand april van het jaar 1861, die getrouwe en onverander
lijke Verbondsgod, zij mijne hulp, mijne hoop en verwachting!
91