Daarop werd door de aannemer Antonie Laven een kerkje gebouwd, dat in 1876 werd inge
wijd door ds. Mooij. Het binnenwerk werd geheel door de leden uit het afgedankte materiaal
van de gesloopte schuur gemaakt. Het kerkje zou tot 1926 dienst doen.
Een vraag die ik nog niet positief kan beantwoorden is, of er in die tijd al sprake was van een
gemeente met ambtsdragers. Dat er een voorzanger was benoemd in 1873 is zeker, dat was Jan
Beenhakker. Dat Marinus Traas penningmeester was en de armenzorg onder zijn hoede had,
eveneens. Bovendien werd er in 1876 in de nieuwe kerk een 'ouderlingenbank' gemaakt, waar
in Adriaan van Velzen, Marinus Traas en Marinus Vermaire plachten te zitten. Adriaan van
Velzen bediende bovendien bij afwezigheid van Mooij het Heilig Avondmaal, dat wekelijks
gevierd werd. Ook het doop- en trouwboek begint reeds in die tijd. Ik acht het dus mogelijk
dat er een kerkeraad was, maar door het gebrek aan archivalische gegevens is het niet zeker.
Ook niet duidelijk is wie de juridische eigenaar van de kerk was. De grond stond op naam van
Cornelis Dekker Pz. en Marinus Traas tot op 29 januari 1878 eerstgenoemde zijn helft voor
70 gulden overdeed aan Marinus Traas. Was deze voortaan eigenaar van de grond, hij was het
niet van de kerk, die er inmiddels op gebouwd was. De notariële akte van 29 januari 1878 bevat
de zinsnede: partijen geven voorts te kennen dat op bovengemeld kadastraal perceel door der
den een kerkgebouw is gesticht, welk gebouw door hen begroot wordt op 800 gulden.
Ook schijnt de eerzuchtige Van Paassen, de voorganger van de Christelijk Evangelische
Gemeente te Kapelle, zich nog voortdurend in Wemeldingse zaken te hebben gemengd. Al was
dit ook weer niet zo erg als de moeder van ds. Mooij, Aleida Maria van Baak, het in 1877 in
een brief aan één van haar kinderen voorstelt, als ze schrijft: Adrianus heeft het in Zeeland
niet best, hij heeft een riksdaalder in de week, daar moeten zij mee heen doen, dat kan tog
niet. Dog de Heer kan ook verandering geven. Dat doet hem Van Pasen, die grote man, die kan
ook nog wel eens uit die hoge stoel worden gezet. Moeder Mooij stelt het hier bijna zo voor
dat Van Paassen er de schuld van is, dat Mooij maar een rijksdaalder per week verdiende, ter
wijl dat geheel buiten hem omging.
In navolging van Witteveen begon Mooij met het organiseren van zogenaamde zendingsfeesten,
waar hij zelf en één of meer andere leerlingen van Witteveen het woord voerden. In tegenstel
ling met de Goese gemeente, die zich in die tijd steeds meer van de buitenwereld afzonderde,
gooide de Wemeldingse gemeenschap haar deuren wijd open. De Brighton-Oxfordbeweging,
die ook in Nederland in bepaalde kerkelijke kringen juist in die tijd een intensivering van gees
telijk leven veroorzaakte, vond in Wemeldinge één van haar steunpunten. Terwijl Mooij een
tijdlang als opwekkingsprediker rondtrok, leidde Adriaan van Velzen met zijn singuliere gaven
de diensten in het kerkje.
In 1878 vond er nog een gebeurtenis plaats, die vermeldenswaard is. Adriaan de Schipper deed
zijn boeiderij in de Rusen over aan zijn schoonzoon Cornelis Burger en vestigde zich metter
woon in Goes om zich geheel aan zijn taak van ouderling te kunnen wijden. Maar daardoor
werden de bidstonden en katechisaties, die hij in Wemeldinge hield, gestaakt. De ouders van de
Goese groep deden daarom hun kinderen bij ds. Mooij op de katechisatie.
Na een vruchtbare konferentie ter verdieping van het geestelijk leven, die door Mooij in het
kader van de opwekkingsbeweging was georganiseerd in het begin van 1879 en waaraan ook de
Goese leden deel namen, besloten de laatsten zich met de Wemeldingse gemeente te verenigen,
hetgeen op 21 maart 1879 geschiedde. Adrianus Mooij zou voorganger blijven, maar als zoda
nig bevestigd worden door de inmiddels tot predikant geordende ds. Koert Loggers uit Goes.
Daniel Pieterse en JacobLavooy werden gekozen tot ouderling. Cornelis de Schipper (zoon van
99