ZOEAVEN UIT ZUID-BEVELAND
door J. de Ruiter.
Inleiding
Toen enkele jaren terug tweemaal kort na elkaar in het Zeeuws Tijdschrift aandacht werd be
steed aan pauselijke zoeaven uit Zeeland had dit ook mijn aandacht. Immers als redakteur van
het gemeentelijk voorlichtingsblad van Borsele en dus ook van de historische rubriek in die pe
riodiek ben ik altijd maar weer op zoek naar stof voor artikelen. Ik had twee afleveringen over
zoeaven in gedachten, maar het werden er zes. Waarom waren deze lieden een nader onder
zoek waard?
Andreas Oosthoek schrijft in zijn artikel (1) 'Over hen is weinig gezegd, nog minder geschreven
en toch zou het - dunkt me - voor een historicus, een socioloog, de moeite waard zijn daarin
verandering te brengen'.
Ik ben een leek, op beide gebieden, doch mijn interesse was gewekt. De heer van Nispen (2)
merkt op dat de bestaande naamlijsten niet volledig zijn en vele onjuistheden bevatten. Na uit
voerig onderzoek in de archieven van de burgerlijke stand van de Zuidbevelandse gemeenten
en correspondentie met gemeenten buiten Zeeland ben ik het met die stelling hardgrondig
eens.
Daarom lijkt het mij verstandig boven de beschrijving van de levensloop van elke zoeaaf het
stukje te zetten wat de heer van Nispen heeft gepubliceerd. Waarom gingen in de periode 1865
tot 1870 Nederlandse jongens naar Italië om hun leven veil te hebben voor de paus? Uit welk
milieu kwamen ze? Wat is er later van ze geworden? Zie hier de vragen die eigenlijk de socio
loog zou moeten oplossen.
De historicus zal zich enkel maar bepalen tot het verzamelen van de historische feiten.
De politieke situatie
Eeuwen lang waren de pausen behalve geestelijke heersers ook wereldlijke heersers geweest.
Sinds het Wener congres, waar na het tijdperk Napoleon, Europa opnieuw verdeeld werd, be
stond Italië uit de koninkrijken Sardinië-Piëmont, Napels-Sicilië, Lombardije-Venetië, de vor
stendommen Panna, Modena, Toscane en Lucca en de kerkelijke staat, bestaande uit de streek
Romagna, de provincies Bologna, een deel van Ferrara, Forli en Ravenna, de Marken, Umbrië
en Rome met drie buitenprovincies. Echter was toen al het verlangen ontwaakt om van Italië
één staat te maken. In de jaren dertig van de vorige eeuw ontstonden twee stromingen om dit
ideaal na te streven. Enerzijds een radicaal nationalisme, naar voren gebracht door Mazzini en
anderzijds het streven van Gioberti, die de eenheid van Italië wilde verwezenlijken met steun
van de kerk. Door de houding van paus Pius IX mislukte dit laatste streven. De revolutionaire
woelingen bereikten in 1848 ook Rome, waardoor de paus moest vluchten. Een gewapend in
grijpen van een Frans expeditieleger herstelde de rust. Oostenrijk greep deze kans aan om het
noorderlijk deel van de kerkelijke staat te bezetten. In 1859 kwamen de gebeurtenissen in een
stroomversnelling. De minister-president van Sardinië, graaf Cavour, sloot een overeenkomst
met Napoleon III van Frankrijk om Oostenrijk aan te grijpen. Lombardije was ingelijfd bij Sar
dinië-Piëmont. In opdracht van de Sardinische regering begon Garibaldi, toen al een bekend
revolutionair, aan de vorming van een leger, teneinde de eenheid met geweld tot stand te bren
gen. In korte tijd werden of door oorlogsgeweld of middels verdragen delen van de kerkelijke
7