DE MISSTAP VAN EEN GOESE MAGISTRAAT Het onechte kind van Huijbert Jan de Heere, pensionaris-honorair en schepen van Goes, door H. Uil Onechte kinderen werden er in vroeger dagen, ook in het Zeeuwse stadje Goes, meer dan eens geboren. In een aantal gevallen behoorde de vader tot het stadsbestuur en was hij keurig ge trouwd. De problemen, die zich voordeden,wanneer één van de magistraten in overspel een kind verwekte, waren niet altijd gemakkelijk te camoufleren. De verwikkelingen rond een der gelijke zaak willen wij hier naar voren brengen. Op de avond van 22 december 1774 beviel Martina Kolaris van een dochter. De moeder was ongehuwd en in dat geval mocht de vroedvrouw alleen hulp verlenen indien de kraamvrouw de naam van de vader onthulde. Martina verklaarde op haar kraambed dat de vader was: Huijbert Jan de Heere, lid van de Goese Magistraat! Huijbert Jan de Heere was geboren in Dordrecht op 5 april 1731 als zoon van Jan de Heere en Maria Eversdijk. Al op jeugdige leeftijd, nog geen 18 jaar oud, vertrok hij op 11 maart 1749 met het schip Gustaaf Willem als onderkoopman naar de Oost. Daar ging het hem voorspoedig. In 1752 was hij resident van Gamron in Perzië. In 1754 ging hij als koopman naar Nederlands- Indië en werd eerste resident van Palembang namens de Oostindische Compagnie. Op 9 juli 1758 huwde hij inmiddels opperkoopman zijnde in Palembang met Jacoba Frederika Nemegheer, weduwe van Andries Ernst Bangeman. Zij was geboren op 14 juli 1733. Op 18 december 1759 werd hun eerste en enige kind geboren: Maria Jacoba, die echter al in juni 1760 overleed. Huijbert Jan de Heere was in korte tijd rijk geworden en hij besloot met zijn vrouw te repatrie- eren. Op 10 juli 1764 kwamen zij in Europa aan. Zij besloten zich in Goes te vestigen, waar Huijbert Jan's moeder vandaan kwam. Zijn moeder stamde uit de familie Eversdijk, die al vele generaties een vooraanstaande plaats bekleedde in de Goese samenleving. Op 22 september 1764 legde Huijbert Jan de eed af als poorter van de stad. Een week later benoemde burge meesters en raden hem tot schutter in de schutterij De Edele Busse. Met een dikke geldbuidel op zak kocht hij onder meer een grote boerderij: Buiten-Leven onder 's-Gravenpolder, waar hij 's zomers vaak vertoefd zal hebben met zijn vrouw. Voor een rijk man als Huijbert Jan de Heere paste het om lid te worden van het stadsbestuur. Moest hij op z'n beurt wachten, dan kon het nog wel een paar jaar duren voordat hij aan de beurt was. Daarom wendde hij zich tot zijn relaties in de Goese magistraat. Op 6 oktober 1764 werd hij benoemd tot pensionaris-honorair. Dit erebaantje gaf alleen recht om de vergaderingen van de raad bij te wonen. Het ambt kostte hem een fiks bedrag, hij moest er 500 Carolusguldens voor neerleggen. Huijbert Jan de Heere besloot er alles aan te doen om zich verdienstelijk te maken voor zijn nieuwe stad. Op 17 november 1764 mocht hij mee naar de vergadering van de Staten van Zeeland om daar de eed af te leggen. Niet lang daarna, op 7 januari 1765, mocht hij zelfs bur gemeester Canisius vervangen als generale-brandmeester bij de brandschouwing. Twee jaar later werd hij, met twee anderen, aangewezen in een commissie, die de mogelijkheden moest onder zoeken van het oprichten van een Franse school voor jongens en meisjes in Goes. 112

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 114