Nohal^rfnia lèkatie In Rom. bewoning ithaal 125.000 Oos terScliel 1. Zeekaart Oosterschelde ter hoogte van Colijnsplaat, huidige situatie met daarop Nehalennia-locatie en de inheems-Romeinse bewoning Noordhoeksnol Zouden bij het verloren gaan van dit land nog tempelresten waargenomen zijn waardoor Nicolaas Visser in de 17de eeuw op z'n kaart van Noord-Beveland op een punt in de Ooster schelde aantekent: "Den Roompot een voomaem Casteel bij de Rhomeynen gebouwd pleegh alhier te leggen"? e. Indien de Gallo-Romeinse tempels inderdaad op eenzame plaatsen in de vrije natuur lagen en in het algemeen buiten de steden en dorpen' 0 en indien we er van uitgaan dat de theorie van J.E. Bogaers over de stad Ganuenta juist is' 1dan zou dat betekenen dat deze stad niet langer "landinwaarts van de noordelijke oever, overeenkomend met de huidige zandbank de Vuilbaard" gezocht moet worden. Dan immers zou deze stad aan de overzijde van de rivier gelegen hebben en dat lijkt hoogst onwaarschijnlijk. Dit zou tevens inhouden dat Bogaers' conclusie dat Ganuenta mogelijkerwijs als (hoofd)stad der Frisiavones beschouwd zou kun nen worden weer verruild mag worden voor de theorie dat het een stad van de Marsaci zou betreffen liggend in de civitas der Menapii' 2 waarmee we de beide tempels (Domburg en Colijnsplaat binnen één territorium kunnen plaatsen. Omdat het zeer twijfelachtig is of er ooit bij de Nehalennia-tempel een plaats heeft gelegen, is het wellicht beter altaar nr. 2712 als volgt te lezen: "Jegens de godin Nehalennia heeft Gimio de Galliër schipper, te Venta gevestigd, zijn gelofte ingelost, gaarne en met reden". Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat Gimio, uit de lezing van Bogaers, gezien zijn status als schipper toch wel meer dan één naam gehad zal hebben. Een controle op een tweehonderdtal Romeinse inscripties uit Duitsland, België, Noord-Frankrijk en Engeland, geeft steeds twee of meerdere namen aan. 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 119