HET BELEG VAN GOES, 1572
door J. van der Woude
De opstand in de Nederlanden tegen het Spaans regiem was nog niet lang aan de gang toen
Goes er rechtstreeks bij werd betrokken. Het stadje had sinds begin mei 1572 een Spaans garni
zoen; het werd doelwit van in Vlissingen verzamelde rebellen en hun helpers: Hugenoten uit
La Rochelle en zeer onofficieel met medeweten van hun regering overgekomen Engelse vrijwil
ligers. Op een aanval eind juli volgde een geregeld beleg dat negen weken geduurd moet hebben:
van ongeveer half augustus tot 21 oktober. Het ontzet op laatstgenoemde datum werd vooraf
gegaan door de meest opzienbarende daad in deze historie: de tocht van Mondragon en zijn
leger bij eb over de slikken en door de kreken van het verdronken land van Zuid-Beveland.
Dit enige beleg dat Goes ooit heeft moeten doorstaan was niet zonder belang: Alva maakte er
zich ongerust over, allereerst omdat de val van de stad het lot van het eveneens belegerde
Middelburg zou bezegelen. En wat in de Zeeuwse archipel verloren ging leek voorgoed ongrijp
baar geworden: de watergeuzen beheersten er met talrijke schepen de stromen. (1) Antwerpen
was geen toegankelijke haven meer. Eenmaal geheel in handen van de opstandelingen zouden
deze centraal gelegen eilanden een vrijwel onaantastbare operatiebasis vormen voor onderne
mingen in verschillende richting. Van die sleutelpositie waren beide partijen zich terdege be
wust. En niet alleen zij! Met argusogen volgde Engeland de gebeurtenissen in Zeeland, en met
diep wantrouwen zag het er Fransen verschijnen. Natuurlijk, gezien in het verloop van de op
stand, is het beleg van Goes slechts een incident, op het ogenblik van de belegering lagen de
zaken anders.
Het heeft zin lokale gebeurtenissen niet geïsoleerd te beschouwen. Wat degeen die erbij be
trokken is als onmiddellijke werkelijkheid ervaart, werd mede bepaald door wat elders, over
zijn hoofd heen, is besloten, gearrangeerd, of metterdaad beslist. Bij de opstand in Zeeland
waren verre faktoren aktief. Wij willen in het kort aangeven wat met name in de politiek van
Frankrijk en Engeland voor het begrijpen van de samenhang noodzakelijk lijkt, voordat we
trachten het verloop van de belegering na te gaan. Voor dit laatste maken we gebruik van be
schrijvingen uit de tijd zelf, het beleg heeft vriend en vijand geïnteresseerd. Sinds dr. Johan
Brouwer zijn Kronieken van Spaansche soldaten uit het begin van den Tachtigjarigen Oorlog
uitgaf (2), kan men in vertaling het gedetailleerd verslag door Don Bernardino de Mendoza
lezen; Engelse vrijwilligers van het eerste uur Walter Morgan; Sir Roger Williams hebben
hun bevindingen genoteerd. In het Goese gemeentearchief ontbreken de gegevens tussen 1
augustus 1572 en 23 oktober daaraanvolgende; geen vergoeding daarvoor, maar wel een kurieus
en niet onbelangrijk dokumentje, vormt de berijmde noodkreet, neergeschreven tijdens het
beleg op de laatste bladzijde van het rekeningenboek van het weversgilde (3) en daar in 1980
ontdekt door de heer J. Bitter. (4) Zijn vondst werd voor ons aanleiding ons in de historie van
het beleg te verdiepen. Tot een diepte die door gebrek aan bepaalde feitelijke gegevens, door
het niet kunnen raadplegen van andere (5), zich niet ver onder de oppervlakte zal uitstrekken.
Juist genoeg, hopen we, om een artikel te rechtvaardigen (6).
121