en uit het oosten de Nederlanden binnenvallen, Lodewijk zich meester maken van Valenciennes
en Bergen in Henegouwen: deze steden konden de invalspoorten zijn voor een Frans leger, in
geval men mocht rekenen op een oorlogsverklaring van Karei IX aan de Spaanse koning. Zo
die uitbleef maar ze leek op sommige ogenblikken dichtbij dan toch zou steunverlening
door Hugenootse hulptroepen zeker worden toegelaten. In het voorjaar van 1572 begonnen de
zaken zich evenwel te verwikkelen: op 1 april maakten de Watergeuzen zich meester van Den
Briel, tot ongenoegen van Willem van Oranje en Lodewijk, die hun plannen doorkruist zagen.
Bovendien hadden zij het vertrouwen in de Watergeuzen, die in plaats van Kaapvaart op de
vijand de meest ordinaire zeeroof bedreven en de zaak van de prins veel kwaad deden
nagenoeg verloren. (16) Anders werd het toen het bericht hen bereikte dat op 6 april Vlissingen
geweigerd had Spaans garnizoen te aanvaarden en in opstand was gekomen. Op 22 april zond
Lodewijk vanuit Blois Tseraerts met een eigenhandige brief die bewaard is gebleven naar
de Nederlanden (17); wij zullen deze als gouverneur van de prins in Vlissingen aantreffen en
weldra als een van de leiders bij de aktiviteiten tegen Goes. Diezelfde dag gaf Walsingham zijn
regering verslag van een gesprek met Lodewijk, hij had deze aangeraden zo min mogelijk van
Franse hulp gebruik te maken; Lodewijk had geantwoord dat hij daar aanvankelijk niet buiten
kon, wel was hij er tegen dat de Fransen in Vlissingen en Middelburg vaste voet zouden krijgen.
Bij het uitblijven van Engelse hulp had Karei beloofd soldaten uit Dieppe naar Vlissingen te
zenden. Dat schijnt ook inderdaad gebeurd te zijn (18). Vlissingen werd een verzamelpunt van
Watergeuzen, Vlamingen en Walen die voor Alva naar Engeland gevlucht waren, Hugenoten
(19). Nog in het voorjaar arriveerden de eerste Engelse vrijwilligers: 300 man onder Sir Thomas
Morgan, ruim honderd van hen waren edellieden, schrijft Sir Roger Williams (die er ook zelf
een was) (20); ongeveer te zelfdertijd landden er drie kompagnieën Hugenoten. Juist de komst
van de Fransen noodzaakte de Engelse regering tot nauwelijks meer klandestiene maatregelen:
begin juli verscheen Sir Humphrey Gilbert voor Vlissingen met drie of vier schepen en een regi
ment (1500 man) aan boord (21). Zijn opdracht was blijkbaar te verzekeren dat stad en haven
niet in Franse handen raakten; hulpverlening aan de Nederlanders kwam op de tweede plaats.
De moeilijkheden begonnen onmiddellijk: Tseraerts liet hem niet toe, Engelsen buiten en
Fransen binnen de stad bleven een nacht onder de wapens; de volgende dag dwong een bewe
ging onder de Vlissingse bevolking Tseraerts de troepen toe te laten; verzoeningsmaaltijden
konden het wantrouwen tussen beide leiders niet wegnemen, (22) er is dan ook sprake van on
enigheid als zij samen het bevel voeren voor Goes. Wanneer in juli opnieuw 600 Fransen uit
La Rochelle aankomen, (23) informeert Sir Humphrey bij Lord Burghley of het geoorloofd
is de stadsbevolking tegen Tseraerts en het Franse garnizoen in opstand te brengen. Blijkbaar
werd een andere weg gekozen: die van samen met het grootste deel van de troepen op pad te
gaan, men koos voor het oversteken van de Schelde, doel was te zien of men Brugge niet bij
verrassing kon nemen, dit ter verlichting van Lodewijk van Nassau, die in Bergen zat opge
sloten.
Want ook de "officiële" bevrijding was op gang gekomen: Lodewijk had zich van Valenciennes
meester kunnen maken, maar dit na enige dagen weer verloren, Bergen slaagde beter: op 24
mei kreeg hij de stad in bezit. Hij werd er spoedig bekneld. Een poging van Jean de Genlis om
er 7500 Hugenoten binnen te brengen, mislukte: het leger, onderweg door de Spanjaarden
aangevallen, werd niet zozeer verslagen als wel vernietigd. Catharina kreeg gelijk: Spanje was
militair niet te weerstaan. In de Staatsraad door haar in augustus bijeengeroepen, won zij het
pleit ook de koning ging overstag, tot teleurstelling van de Coligny: weinig weken tevoren
maar toen was zijn moeder afwezig geweest had hij Karei volledig weten in te nemen voor
zijn plannen: oorlog aan Spanje en rechtstreekse hulpverlening aan de prins van Oranje.
123