Eind 1595 terug in Engeland, wordt hij ziek en sterft, als na een rustig burgerleven: op bed. Hij moet 55 (of enige jaren ouder) zijn geweest. Posthuum verscheen: The actions in the Lowe Countries (41), dat verslag uitbrengt van zijn eerste Nederlandse periode, een kritisch (en boeiend) relaas van de ondernemingen waarbij hij was betrokken; het werd bij ons in het begin van de zeventiende eeuw vertaald door Jacob Wytz, maar bleef manuskript, eerst in 1864 bezorgde Bodel Nyenhuis er een uitgave van (42). Het werk van Williams is tot die datum de Nederlandse historiografen ontgaan, op één uitzon dering na: P.C. Hooft, bevriend met Wytz, heeft diens handschrift geraadpleegd; in zijn be schrijving van het Goese beleg volgt Hooft het verhaal van Sir Roger op de voet en geeft een superieure redaktie aan zijn voorbeeld (42a). Deze drie gedenkschriftenschrijvers vullen elkaar voor ons doel uitstekend aan: de Mendoza geeft een beeld van binnen, van de stad uit: hij vermeldt geuzenakties en tegenmaatregelen; Walter Morgans kort verslag is een stem uit het kamp, we horen iets over de ontevredenheid die daar heerste en over het wantrouwen in de leiding (in Tseraerts met name) (43); Roger Williams beschrijft en evalueert de militaire verrichtingen met het gezag van een kenner. De konkrete gegevens die zij verschaffen korresponderen niet steeds; wij zullen echter trachten de verschillende aspekten enigszins tot hun recht te laten komen. III Alva begreep de betekenis van Goes ten opzichte van de Walcherse situatie en dwong de stad een Spaans garnizoen te aanvaarden. Op 3 mei kon de stadsregering de bevolking daarvan me dedeling doen, en tegelijk de inkwartieringsmaatregelen bekend maken (44). Inmiddels was de komst van het vendel 250 man al een voldongen feit: op dezelfde datum wordt afgekon digd dat uit elk huis of uit een familie één man verplicht is mede te helpen aan de versterking van muren, wallen en vesten, de Spaanse soldaten zijn er inmiddels aan begonnen (45). De Bevelhebber Isidro Pacheco van nu af de militaire gouverneur van stad en eiland wist van aanpakken; hij was één van de vele bekwame officieren waarover het Spaanse leger beschikte. Op 4 mei wordt het de burgers op straffe van de galg verboden met de vijand te spreken, van wie de schepen bij het hoofd liggen (46); op 13 juni verbod om naar het eiland Wolfaartsdijk te varen (47), dat door de geuzen bezet is: de oorlog komt dichtbij. Voorlopig fungeert Goes als plaats van waaruit men het behoud van Middelburg tracht te verzekeren. Reeds op 15 mei laat Pacheco troepen vervoeren Walen, maar ook een deel van het Goese garnizoen om de stad bij te springen, de schepen moeten echter terugkeren als de geuzen uit het Veerse Gat komen zeilen (48). Die waren alom aanwezig waar bevaarbaar water was, aan de (Oude) Kraayertpolder, aan de St. Antheunispolder vinden arrestaties plaats van lieden die er met de vijand gekonverseerd hebben "daer der wederpartijen scepen ontrent lagen" (49). De kontak ten met Middelburg zijn moeizaam en sporadisch geweest (50). Ondertussen nam het aantal soldaten dat naar Goes gedirigeerd werd steeds toe; ook het gasthuis werd voor inkwartiering gebruikt. In augustus, op het ogenblik dat het beleg begint, moet het garnizoen uit 800 man bestaan hebben: 600 Spanjaarden en 200 Walen (51). De eerste invasie van Zuid-Beveland heeft op 2 juli plaatsgevonden, blijkbaar gold het hier een verkenningstocht, of - wat de Mendoza noemde - een strooptocht (52): inderdaad was de plattelandsbevolking bij dergelijke ondernemingen het kind van de rekening. Die bevolking was hier katholiek, ook de stad Goes was dat; katholieken verkeerden in een weinig benijdens waardige positie. Van de geuzen hadden zij geen goeds te verwachten; zij zullen niet alleen aan de kerk, maar ook aan hun landsheer trouw zijn geweest in naam waren de geuzen dat ook ten aanzien van Alva en diens maatregelen, inmenging van een vreemde in hun 127

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 129