DE STICHTING DER ZEVEN GETIJDEN Op 31 mei 1471 wordt het kerkelijke Getijdengebed in de Maria Magdalenakerk officieel geïn stitueerd, hoewel het sinds jaar en dag gezongen is, al zou de aanstelling van meester Zybrant (zie aldaar) kunnen doen vermoeden dat het op zeker moment gestaakt is. De stadsklerk tekent aan: "Item so is geordineert tot eere van Gode, met riipen rade van den pastoer van der kercken, bailju, scout, burgermeesteren, scepenen, riicdom ende ingeseten poirteren, te singen tot ewigen dage die Seven Getiden in der prochikercke van Maria Magda- lenen binnen der stede van der Goes, in aire manyeren ende ordinancie als den brief inhouden de is ende bezegelt metten pastoers voerscreven zegel ende metten groten zegel van der stede voornoemt. Gedaen in 't jair dusent vierhondert eenentseventich upten laetsten dach van meye ende waren daer over ende bij, die hierna geteykent staen". Achtereenvolgens worden met name vermeld: de baljuw van Goes Jan Ruychrock.heer van der Werve en ridder, de twee burgemeesters, het negentallige schepencollege, de twee rentmeesters Jan Adriaensz. Silversmit en Adriaen van der Sluus, de dijkgraaf Jan die bastaert van Baersdorp en tenslotte een bonte schakering van personen uit de kleine Goese samenleving van die tijd, kooplui, ambachtslieden, kleine ambtenaren. De meest uiteenlopende beroepen zijn vertegen woordigd: wevers, scheerders, timmerlieden, schoenmakers, tolnaars, een glazenmaker, sloten maker, bontwerker, schipper en apotheker. Niet minder dan 11 gildedekens vertegenwoor digen de werkende bevolking. Toch is de lijst niet volledig, want de stadsklerk sluit de opsom ming met "ende veel meer andere". Zo ooit, dan geeft de Goese bevolking hier een verrassend beeld van eensgezindheid. Ik kan niet nalaten wederom verband te leggen met de bouwgeschiedenis van het koor. Op 15 maart 1479 wordt door de stad vastgelegd, dat 8 gilden een of meer glasramen aan de kerk hebben beloofd. Het poortersgilde spant letterlijk en figuurlijk de kroon met een schenking van 5 ramen, bestemd om te worden aangebracht hoog in het koor, "boven in die huve". Waarschijnlijk naderde het koor zijn voltooiing en is de veronderstelling gewettigd, dat er vóór 1490 reeds diensten werden gehouden, ofschoon in dat jaar de altaren in de kapellen nog niet geconsacreerd waren. Intussen was het werk aan de kruisbeuk of "het cruyswerck" volop aan de gang, de bekapping werd 7 mei 1505 aanbesteed. In dit kader van afbraak en opbouw verloopt de eerste kwart-eeuw van de Zeven Getijden en de prille beoefening van de kerkmuziek in de parochiekerk van Goes. De zorg van het stadsbestuur voor andere dan materiële waarden wordt in het licht gesteld door de aanstellingsbrieven van organisten, zang- en getijdenmeesters en schoolmeesters. De reeks vangt aan in 1469 en eindigt in 1522. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 12