zaken, en die deze benadeelde moeten zij de algemene gevoelens gedeeld hebben; de vreemde soldaten moesten zij niet. Goes had ze met tegenzin aanvaard. Eind juli bewezen deze dan hun nut. Na de wat slordige veldtocht in Vlaanderen besloten Tseraerts en Sir Humphrey Goes aan de zijde van de prins te brengen; zij landden bij Baarland op zaterdagavond 26 juli (tijdens een onweer) (53) met een paar stukken veldgeschut (54) en een niet bekend aantal mannen, in hoofdzaak wel Fransen en Engelsen. Men had hun schepen zien komen, het Spaanse garnizoen, met wagens vervoerd, was in hinder laag gelegd "in een dorp" zegt Sir Roger, dicht bij de landingsplaats," dat wij op weg naar de stad moesten passeren". Er ontstond een bijzonder fel gevecht; van Rowland Yorks troep sneuvelden bijna allen (55). De Spanjaarden trokken zich tenslotte terug op de stad; bijna twee uur na hun aftocht bereikte het geuzenleger Baarland. Behalve het relaas van Roger Williams, later, maar waar het dergelijke militaire ontmoetingen betreft stellig uit betrouwbaar geheugen genoteerd, bezitten we als dokument over deze episode: een brief van een zes- of zevental Middelburgers, geschreven op de avond van de 28ste juli (53). Zij waren, komend uit Brussel, op de terugweg naar huis in Heinkenszand gestrand: een paar galeien van de opstandelingen blokkeerden de vaart. Op het horen van de landing zullen zij snel naar Goes zijn vertrokken, daar bevonden zij zich althans op de 28ste toen Tseraerts de stad begon lastig te vallen, op het nippertje waren zij daarop" in groter benautheyt wech ge- rocht naer Yersekendam", ook daar bleek het niet veilig. De geuzen arriveerden met zes wagens en paardenvolk, stichtten brand, namen twee man gevangen, de heren slaagden er op nieuw in zich uit de voeten te maken, als laatsten wel, "mids dien alle passagien zijn besloten" (56). Dank zij de brief krijgen we een duidelijk overzicht van Tseraerts' en Sir Humphreys optreden: zondag, de 27ste blijkt gereserveerd voor het eiland dat geplunderd werd, in Baarland, Bieze- linge, Kapelle, Oudelande, 's-Gravenpolder, Nisse "ende veel meer andere" werd "een yegelyck gespolieert (beroofd) ten blooten lijve toe" (57), 's maandags richt men zich op de stad. Blijk baar trekt 's ochtends het leger in kolonnes tussen Sinoutskerke (het verzamelpunt) en 's-Heer- Hendrikskinderen door de Poel op de stad aan, het verschijnt dan voor de Ganzepoort, de Koepoort en de 's-Heer Hendrikskinderenpoort, voor deze laatste ontstaat opnieuw een fel ge vecht als de Spanjaarden met 500 man een uitval doen (51). Het verslag van de strijd, die zich op en om de 's-Heer Hendrikskinderendijk heeft afgespeeld, vindt men bij Roger Williams, de Spanjaarden werden tenslotte teruggedreven (59). Daarop begon Tseraerts waarschijnlijk aan stalten tot een belegering te maken: voorsteden en zoutketen werden in brand gestoken (op dit moment nemen onze Middelburgers de benen), daarna zal de stad zijn opgeeist" voor de koning en voor diens stadhouder de prins van Oranje". Enig schieten heeft zeker niet ont broken (60), maar er is nauwelijks een serieuze poging gedaan Goes te nemen, 's Avonds ging men weer scheep. De leiding moet zich in de situatie vergist hebben, volgens Sir Roger verkeer de Tseraerts in de mening dat het garnizoen uit niet meer dan een honderdtal soldaten bestond en was hij niet op de hoogte van Pacheco's aankomst. Verontwaardiging echter in Vlissingen toen men het leger terug zag komen, men sloot voor Tseraerts de poort en riep hem later ter verantwoording. De troepen marcheerden door naar een kamp te Zoutelande. Een povere expeditie dus, geleid door onkunde en onvermogen. Maar ook Pacheco valt te blameren, zegt Roger Williams, hij nam een te groot risiko toen hij op de avond van de 26ste het hele garnizoen naar Baarland deed vervoeren, en zelf meeging: een geroutineerder tegen stander had hem achter zijn rug de stad afhandig gemaakt; wie gaat belegeren hoort de plaatse lijke mogelijkheden te kennen, of over goede gidsen te beschikken (61). 128

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 130