Williams, Sir Roger, The Works, ed. by John X. Evans Oxford, 1972. Dresselhuis, J. ab Utrecht, Wandelingen door Zuid- en Noordbeveland (in drie stukjes) Goes 1833-1837. Herwerden, P.J. van, Het verblijf van Lodewijk van Nassau in Frankrijk, 1568-1572. Groningen 1932. Herwerden, P.J. van, Lodewijk van Nassau, Een leven gewijd aan de Nederlanden. Assen 1939. Piccardt, R.A.S., Bijzonderheden uit de Geschiedenis der stad Goes. Goes 1865. (Spiegel, L.P. van de) Historie van de Satisfactie Goes 1777. Vloten, Joh. van, Nederlands Opstand tegen Spanje, in zijn eerste ontwikkeling en voortgang, 1572-1575. Haarlem 1858. Vloten, Joh. van, Middelburgs beleg en overgang, 1572-1574. Middelburg 1874. Bijlage I Gemeentearchief Goes, gildearchieven, inv. nr. 139, rekeningenboek 1547-1619 van het St. Severins - of weversgilde. Op de laatste bladzijde vond de heer J. Bitter het volgende gedichtje: Met gangher herten 1572 Int tjaer anno LXXII den 28 in julij, wijlt hooren, Zoo es dit voor tserhyenkinderenpoorte gebuert, Dat de Guesen quammen stoormen de Goes verstooren. Maer nae den stoorim es haeren hoop weder geschuert. Totten laesten augustij quammen zij weder ongetruert Van Cloeijtinghe ende hebben haer bootschap ghedaen, d'welck stoormim was, maer wij waeren bemuert, Alzoo waeren wij oock van haer doen onbelaen. Maer den elfsten in september, wijllet verstaen, Doen namen zij hoot inne, twert u niet verswegen, Ende hebben op de west seelcke eennen leeger gaen slaen. Alzoo de stadt benaut met ghoort geschuuet belegen. Maer als ick dit schreef en hebben wij se noch niet ghecregen. Toelichting De anonieme dichter van het weversgilde zal ongetwijfeld lid zijn geweest van de Goese rederij kerskamer De Nardusbloeme, devies: met ganser herte. De titel van het gedichtje bevat een verschrijving die te verklaren zou zijn uit een automatisme: toen hij "met bangher herte(n)" wilde neerschrijven, speelde het devies van de kamer door zijn hoofd. 136

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 138