Met weglating van toevoegsels die terwille van liet rijm werden aangebracht, luidt de tekst:
In het jaar 1572 op 28 juli is het voor de 's-Heer Hendrikskinderenpoort gebeurd dat de geuzen
met een bestorming Goes kwamen verstoren; op 3 1 augustus vond dat weer plaats, zij kwamen
toen van Kloetinge, wij echter waren bemuurd en bleven vrij van hun manieren van doen. Op
11 september hebben zij het hoofd ingenomen, en op de westzelke een leger opgeslagen, daar
na de stad met geoord geschut in benauwdheid gebracht, maar terwijl ik dit schrijf hebben zij
ze nog niet gekregen.
Wat men zich moet voorstellen bij "doen namen zij ('t) hoot inne" is niet duidelijk, misschien
wilde de schrijver zeggen dat, nu Bartel Entes op de Westzelke ging legeren het hele haven
hoofd aan weerskanten dus was ingenomen door vijandelijke troepen.
Geoord geschut? Mogelijk scheepsgeschut met "oren" (ringen) op de affuit, waar koorden
door konden worden getrokken om het kanon vast te zetten.
Op het zelfde blad, en door dezelfde hand geschreven, vindt men nog:
Int tjaer duysent XVhondert ende LXXVII1 daechs nae
sinte michiel was dat wij soude gaen sonden.
De dag na Sint Michiel (30 september) 1578 had de beeldenstorm in de Maria-Magdalenakerk
plaats. De kerk werd daarna door de protestanten in gebruik genomen; de onbekende schreef
met grote letters onder de beide geciteerde regels:
Nijet sonder arbeijt het scheijden deert.
(Sonden: zondigennijet: niets; arbeijt: pijn, verdriet).
In het boek zelf staat tussen twee posten:
Item op Sinte Severisavont ten es niet ghlogen
zo zijn de Guesen van der Goes ghetoogen.
(Sint-Severijnsavond: 21 oktober)
Deze improvisaties in een rekeningenboek danken wij aan de rederijkersgewoonte rijmend te
reageren als gebeurtenissen of omstandigheden daartoe aanleiding gaven, als spontane uitingen
zijn ze niet alleen waardevol maar houden ze ook een zekere kracht van ontroering.
Bijlage II
Vooral nè de belegeringen hadden in Goes veroordelingen plaats door de baljuw wegens onjuist
gedrag tijdens de vijandelijkheden of het deelnemen aan die vijandelijkheden. Golden deze een
doodvonnis, dan staat steeds daarbij vermeld dat het werd uitgesproken op last van de Spaanse
kapitein. Exekuties geschiedden met het koord. De aantekeningen bij de vonnissen tonen ons
het beleg in miniatuurbeelden: hier gaat het steeds om het individu en zijn overtreding. Ver
oordelingen van gevangen vijanden zijn zeldzaam; zeker tijdens het beleg zullen deze het niet
tot de baljuw gebracht hebben. Interessant is, dat hun plaats van herkomst wordt gemeld.
Hieronder de geregistreerde gevallen.
fol 9v-10r. Op 28 augustus 1572 worden gearresteerd Jan de Paystere en Maillart Janss van
Hondschote; ze werden gevangen bij schermutselingen "voor Cloetinghe", droegen wapens
en waren in dienst van de vijand.
(N.B. In Hondschote begon zes jaar te voren de beeldenstorm!)
Jan de Paystere wordt terechtgesteld; Maillart Janss op 22 december vrijgelaten "overmits
zijn jonckheyt"
137