57. Ook wanneer men rekening houdt met de omstandigheid dat in de stad de wildste geruch ten zullen gecirkuleerd hebben, lijkt deze mededeling nauwelijks overdreven. Zie van Vloten 1858, biz. XXXV v.v. de berichten uit Schouwen, Duiveland en Tholen over derge lijke rooftochten; men had het daarbij in het bijzonder voorzien op vee, graan, boter, kaas die "journellement" in Vlaanderen verkocht werden. Zie aldaar ook het briefje van de geuzenkapiteins Marinus Brandt en Gilles de Jonghe, ze hebben uit Vosmeer twee burgers meegenomen, die gerantsoeneerd worden voor het hele dorp, betaling van duizend gulden is noodzakelijk. Men maakte in zo'n geval twee gevangenen: één werd met de boodschap weggestuurd en moest met het geld terugkomen, de ander bleef zolang bewaard als onder pand. 58. De 's-Heer Hendrikskinderenpoort, later verplaatst, bevond zich tegenover de 's-Heer Hendrikskinderendijk, aan het einde van de Opril Westwal (een gedeelte van de oude wal). Zie de plattegrond van Van Deventer (en voor de wijziging de Zacharias-Romankaart, tekst Hist. Jaarb. N. en Z. Beveland, 1979). 59. De passage bevat een onbekend lokaal gegeven: de piekeniers van Sir Humphrey, zegt Williams, stonden "in a large place, by the house of the Count Egmond, having a bridge betwixt them and the enemy", zij werden beschoten vanaf "the high ditch" tot ze over de brug aanstormend de vijand verjoegen. 60. De aanval werd vastgelegd door onze dichtende wever-boekhouder (bijlage I). 61. Bij de inscheping van het leger ontsnapten de Spanjaarden aan de "fraaie krijgslist" van Gentoine en Henry die er op gerekend hadden dat men zou trachten de achterhoede aan te vallen en plunderaars te onderscheppen, zij hadden met toestemming van de leiders 1200 van de beste soldaten verborgen in een dorpskerk een grote mijl van de stad, op het kerkhof en in de buurt daarvan. De opzet mislukte doordat een onverstandig officier te vroeg bevel gaf te vuren. 62. Volgens de Mendoza (Brouwer, blz. 204) was Pacheco met 200 haakschutters wel degelijk naar de vijand getrokken "daags nadat de rebellen hun kamp hadden opgeslagen"; vrezend in een hinderlaag te lopen, keerde hij terug. 63. Tot deze ruim 3000 behoorde ook het garnizoen van Veere dat onder Rollé, gouverneur van die stad, mee optrok. 64. Wanneer begon het beleg? Een precieze datum valt niet te noemen. P.C. Hooft en Van Vloten, 1858 zeggen: ongeveer op de helft van de maand; van de Spiegel, blz. 149: Thuanus zegt: 24 augustus. Van Vloten 1874, blz. 17 noemt nu 25 augustus; de Mendoza tenslotte 26 augustus. Een dokument geeft het Publicatieboek van de stad Goes (fol. 151): de dijkgraven en ge zworenen van geheel Zuid-Beveland hebben Alva verzocht het de plattelandsbevolking niet aan te rekenen dat deze voor de vijand heeft gewerkt "sonderlijck geduerende den tijt van negen weecken, dat zij die stadt van der Goes belegert hebben" zij kon niet anders. Anderzijds: op 18 augustus heeft men in Goes twee busschieters gearresteerd op verzoek van de superintendent van Zeeland: ze waren weggelopen van een Middelburgs schip. Daarop heeft de Goese baljuw de superintendent verschillende malen verzocht de gevan genen te laten halen, die boodschappen hebben hem niet bereikt "deurdien de vaert byden vyanden gesloten was". Dan echter wordt Goes belegerd en heeft men busschieters 146

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 148