73. De aanvallers kwamen van Kloetinge, zegt het gedichtje van de wever. Mondragon zal later de route over dit dorp gevolgd hebben. Hij is dan waarschijnlijk de Ganzenpoort binnen gekomen, immers: hij trok door de stad ("passed his men through the towne", Roger Williams) naar het havenfront. Die mededeling betreft overigens niet zozeer de hoofd macht onder Mondragon, als wel de vierhonderd haakschutters waar Pacheco om gevraagd had, en die samen met het garnizoen, zorgden voor de eindafrekening. Zie noot 90. 74. De aanvallers droegen dan een wit hemd over hun wapenrusting, om in het handgemeen vriend van vijand te kunnen onderscheiden. 75. Walter Morgan geeft hier geen inlichting; de Mendoza echter schrijft: twee uur voor dag aanbraak maakten de Fransen alarm bij de batterij, toen het dag was geworden begon de aanval van ongeveer 3000 man, ze duurde twee uren. 76. Deze datum bepaalde de vergissing van Walter Morgan, die het beleg dateert: van 11 sep tember tot 21 oktober. De mededeling in het gedichtje vindt bevestiging bij Morgan, hij vertelt dat Bartel Entes "encampyd the other syde of the toune", nl. aan de andere kant van de haven. 77. De prent geeft geen momentopname, maar zoals gezegd, een enigszins globaal beeld, waar in de stormaanval van 31 augustus wordt gepresenteerd als hoogtepunt (van later, Neder lands, standpunt gezien de grote bevrijdingspoging). 78. Zie noot 66. 79. In 1573 werd Tseraerts te Geertruidenberg gedood door eigen soldaten. 80. Van Vloten 1874 blz. 27 en 28 vermeldt een bijeenkomst te Antwerpen op 30 september, aanwezig waren behalve Sancho Davila en Mondragon o.a. de heer van Champigney (broer van Granvelle) en Philibert van Serooskerke, rentmeester van Zeeland Bewesten Schelde. De Champigney zal vaartuigen bijeenbrengen en het vervoer van de troepen verzorgen. Acht dagen later was de uitrusting gereed. 81. De Mendoza (Brouwer, blz. 207) vermeldt dat er aan deze poging reeds twee waren voor afgegaan. Per schip was ontzet dus ondoenlijk gebleken. 82. De Mendoza (Brouwer, blz. 209). 83. Roger Williams 1972, blz. 120: binnen drie uur moest met het oog op het opkomend water de tocht volbracht worden. De Mendoza (Brouwer, blz. 210): zij deden er vijf uur over. 84. Roger Williams, 1972, 81z. 120: ten minste zes Engelse mijlen (maar meer dan de helft van de weg was droog zand); Walter Morgan 1976, blz. 94: acht Engelse mijlen; de Men doza: drie en een halve mijl. De spaanse mijl kan volgens Brouwer (blz. 195, noot) zowel ongeveer 5500 meter als 4000 meter bedragen. 85. Datzelfde aantal bij Hooft, die hier afwijkt van Roger Williams. Deze spreekt van bijna 2000 man. 148

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 150