ALFABETISCHE WOORDENLIJST
aartsdiaken - kerkelijk functionaris die in een bepaald district (aartsdiakonaat) een zelfstandige,
van de bisschop onafhankelijke macht uitoefende. Het bisdom Utrecht telde 11 aartsdiako-
naten. Holland en Zeeland ressorteerden onder het aartsdiakonaat van de Dom, het ambtsge
bied van de Domproost.
accidentiegeld - een soort presentiegeld of toevallig ambtsvoordeel.
aflaat - kwijtschelding van tijdelijke straf der reeds vergeven zonde, door de Kerk verleend na
berouwvolle biecht en een of ander vroom werk.
Allerheiligen - 1 november.
assistentie - bijstand, verleend door een priester (kloosterling) aan de parochiegeestelijkheid in
geval van ziekte, afwezigheid, grote toeloop van volk enz.
baljuw (bailliu) - rechterlijk ambtenaar, die in een bepaald rechtsgebied namens de landsheer
optrad.
Cantate - 4e zondag na Pasen. Genoemd naar het beginwoord van de intredezang op die dag in
de mis: Cantate Domino canticum novum (Zingt de Heer een nieuw lied. Ps. 98 (97), 1).
consacreren - kan betekenen het opdragen van de mis of het wijden van personen, zaken en
plaatsen (kerk, altaar) tot de dienst van God, voor zover deze wijding aan de bisschop voorbe
houden is.
cureyt - in het Goese geval is de cureyt de echte, maar elders vertoevende pastoor. De vice-
cureyt neemt voor een deel van het pastoorssalaris de zielzorg waar, bijgestaan door een of
meer kapelaans. Het misbruik bleef lang bestaan.
custumelic - gebruikelijk of gewoonüjk.
cyrurgijn - stadsheelmeester of dokter.
David van Bourgondië - bisschop van Utrecht van 1456 tot 1496. Als humanist krachtig bevor
deraar van de kunst: literatuur, bouw- en schilderkunst, muziek.
discant (discantus) - een oude vorm van meerstemmigheid tegenover het eenstemmige Grego
riaans, de "simpele zang".
In de polyfonie van de 15e en 16e eeuw betekent discantus zonder meer de sopraanstem, ver
tolkt door de koralen of koorjongens.
doctrinalisten - van het latijnse woord doctrinale leerboek.
Misschien zijn hier bedoeld de meer gevorderde leerlingen van de staddschool, die onderwijs
ontvingen in latijn en logica.
gerecht - het wettige gezag in de stad.
H. Geestdienst (-meesters) - In de middeleeuwen was de H. Geest de christelijke liefdadigheid
of armenzorg. Over een Heilig-Geest huis stonden een of meer Heilig-Geestmeesters.
23