huve - huif of koepeldak. Bedoeld is hier het bovenste, overwelfde gedeelte van de koorsluiting, instrument - wettelijk bewijsstuk of akte. kapittel - college of bijeenkomst van kanunniken. Een van hun voornaamste plichten was het dagelijks, op verschillende tijden gezongen koorgebed (Zeven Getijden), verricht in de tegen over elkaar geplaatste koorbanken. De kerk van Goes is nooit een kapittelkerk geweest, maar heeft wel een college gehad van Getijdenpriesters, ook wel koorofficianten, koorheren, "sangers van den getide" of "chori socii" (koorgezellen) genoemd. klerk - het woord komt voor in verschillende betekenissen a) geestelijke, die alleen de lagere wijdingen ontvangen heeft. b) man van wetenschap of iemand die lezen en schrijven kan en daarmee zijn brood verdient (stadsklerk) c) schoolmeester. koralen - jeugdige koorzangers. Alle schoolgaande kinderen kregen zangles. De koralen in Goes werden dagelijks geoefend in de kerkmuziek. kruiswerk - kruisbeuk, transept of dwarsschip van een kruisvormige kerk. Lof - van het latijnse Laudes Vespertinae of avondlofprijzing. Is een avonddienst ter ere van het H. Sacrament, Maria of een andere heilige en besloten met de eucharistische zegen. meester - komt voor in de betekenissen: a) iemand met een universitaire graad b) een persoon, bekwaam in een of ander vak of ambacht c) schoolmeester of leermeester. Moderne Devotie - wordt genoemd het streven naar innerlijkheid en verdiept godsdienstig leven, ontstaan in de noordelijke Nederlanden en van daaruit naar elders verspreid. De vader van de beweging was Geert Groote (1340-1384); beroemd geestelijk schrijver is Thomas Kempis 1471). ordonnantie (van den sange) - Stedelijke verordeningen, ordonnanties genoemd, regelden in de middeleeuwen en nog lang daarna allerlei facetten van het maatschappelijk verkeer, met name in Goes de plichten en rechten van de zangmeesters: "nair inhout der ordonnancie ende statu ten, die alhier van den sange gemaect zijn". organen - van latijn "organa", de meervoudsvorm van "organum" of muziekinstrument, hier "orgel". De eerste vermelding van een orgel te Goes is van 1469. In 1 529 moet meester Coenraet van Antwerpen het orgel overbrengen naar de kapel van St. Crispijn. In 1555 werd er aan de grote boog achter in de "oude kerk" en aan het orgel, ws. het groot-orgel, gewerkt. Zeker in 1561 waren er twee orgels in de Magdalenakerk: "Betaald van een slotel aen den cleynen orgel 2 gr.". Philippus- of Philipsgulden - een gouden munt. pond - naam van een geldswaarde: 1 pond 20 schellingen (sc.); 1 schelling 12 groten (gr.) of denaren (d.); 1 groot 24 myten of miten (m.). 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 26