Ds A. DE BRUIJNE t R. B. VAN ]>EN BOSCH t Stichter en le Voorzitter Stichter en le Secretaris Na een voorbereiding van 7 jaar lag dus het verzoek bij het stadsbestuur ter tafel. Als te doen gebruikelijk werd de brief om advies gezonden aan de plaatselijke schoolcommissie, die in februari 1850 een uitermate somber rapport aan het college van burgemeester en wethouders had opgezonden. De onderwijs-situatie in de Ganzestad was niet best. De commissie was tot de conclusie geko men, dat er kleinere steden waren - Goes had rond 5300 inwoners - met veel betere oplei dingsmogelijkheden voor de jeugd. Ook wezen zij erop, dat het noodzakelijk was om al vroeg met de Bijbel vertrouwd te raken. "Het is niet genoeg" aldus het verzoekschrift "dat zij (de jeugd) tegen de ondeugd worden ge waarschuwd maar het is bovenal nodig dat zij vroeg hun eigen hart als de bron van alle kwaad leren kennen en dat zij daarbij worden geleid tot den hartenkenner die alleen in staat is dit hart te reinigen. Het is niet genoeg, dat zij bekwaam worden om eerlijk door de wereld te komen, maar bovenal dat zij vroeg leren bedacht te zijn om gerust uit de wereld te kunnen gaan bezittende het eenige dat noodig is". De briefschrijvers wezen er vervolgens op, dat het met het schoolbezoek op de twee openbare scholen in het algemeen maar matig gesteld was. Toelating tot de weezen-armenschool kon eerst twee jaar na inschrijving plaatsvinden. Er zou dus gemakkelijk nog een school, buiten be zwaar van de gemeentekas, in Goes gevestigd kunnen worden. Inmiddels was er op 13 december 1850 een brief ingekomen bij het stadsbestuur ondertekend door een 11-tal Goese ingezetenen, waaronder de predikanten W.L. van Oosterzee en S. Piccardt van de Hervormde Gemeente, die een fel protest lieten horen tegen de plannen van de chr. af gescheidenen. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 31