Gedeputeerde Staten sputterden tegen. Zij hadden de indruk gekregen, dat de oprichters nu
juist niets met de schoolopziener te maken wensten te hebben en dat het gemeentebestuur
daarom besloten had om op grond van de bestaande wetgeving het bestuur van de school aan
zich te houden. De Minister hield evenwel vast aan zijn standpunt. Het resultaat was, dat bur
gemeester en wethouders er bij besluit van 27 november 1852 in berustten, dat het bestuur
over de school gevoerd zou worden door de inmiddels door de oprichters ingestelde commissie.
Wanneer men nu denkt, dat men ongestoord over zou kunnen gaan tot de daadwerkelijke
stichting van de school, dan heeft men het mis.
Het gemeentebestuur maakte bezwaar tegen het benoemen van de heer Van Lingen, afkomstig
van s-Hertogenbosch, door de commissie tot hoofdonderwijzer. De heer Van Lingen behoefde
namelijk geen vergelijkend examen af te leggen, hetgeen bij de openbare scholen wel een ver
eiste was. Doch vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken werd daartoe dispensatie vei
leend. Niets stond de stichting van een schoolgebouw meer in de weg. Van de gemeente C-oes
werd een perceel grond aan de Wijngaardstraat, waarop de voormalige handboogschutterij "St
Adriaan" had gestaan, in erfpacht verkregen. De bouw werd opgedragen aan W. de Jonge voor
de somma van f 2667,—, inclusief inventaris.
Op 3 april 1854 kon men het lesgeven beginnen in de consistorie van de Kerk van de Chr.
Afgescheidenen aan de Wijngaardstraat. Ongeveer een half jaar later kon het schoolgebouw in
gebruik worden genomen.
Dat het met het onderwijs in Goes inderdaad niet best gesteld was de plaatselijke school
commissie had in haar rapport van februari 1850 daarop gewezen moge verder nog blijken uit
het feit, dat op basis van dat rapport in dejaren 1851-1855 achtereenvolgens door de gemeente
een bewaarschool, een openbare lagere school en een hogere burgerschool werden geopend
dan wel in voorbereiding worden genomen.
32