15. Rijksarchief, Middelburg, Register van Schepenakten Kapelle, inventaris Lasonder no.
2955.
16. idem.
17. A. van der Weijde, De verdwenen meekrap-cultuur op Schouwen en Duiveland, in Archief
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1925, pag. 89.
18. Bij J. de Kanter, De meekrapteler en bereider, Dordrecht, 1802, vinden we de volgende
omschrijving:
"In sommige meestoven zijn de eigentlijke stoof, de koude stoof en het stamphuis een aan
elkander verbonden getimmerte, het stamphuis staat alsdan ten einde der koude stoof;
doorgaans echter is dit op eenigen afstand afzonderlijk geplaatst, vermits in hetzelve zeer
ligt brand kan ontstaan. Onder het stampen stuift de gestampt wordende meekrap aan
merkelijk; door den tijd vergadert zich dus eene meenige krapstof tusschen de voegen en
reten van het houtwerk: eene vallende vonk van eene lamp, (het stampen geschiedt altijd
bij nacht) is genoeg om dit krapstof vuur te doen vatten, hetwelk dagen lang kan smeulen
eer men het weet, en alleen door den reuk te bespeuren is, zonder dat men dan nog kan
ontdekken waar het eigentlijk zit, tot dat het eindelijk in vlam uitbarst."
19. als noot 15.
20. als noot 15, inventaris Lasonder no. 2960, folio 10 recto.
21. als noot 15, inventaris Lasonder no. 2960, folio 123 recto.
22. als noot 15, inventaris Lasonder no. 2962, folio 66 verso.
23. als noot 15, inventaris Lasonder no. 2965, folio 6 recto.
24. Het hier genoemde jaartal 1551 is waarschijnlijk onjuist en moet zijn 1552. Zie: M.K.
Elisabeth Gottschalk, Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, deel II, Assen,
1975, pag. 539.
48