Belangrijke figuren waren Schaepman, Nolens en Aalberse. Vervolgens waren daar de liberalen. Zij hadden de grootste aanhang; in 1905 waren 45 zetels van de 2de kamer in liberale handen op een totaal van 100. Verschillende afscheidingsbewegingen verzwakten echter het liberale blok. De afsplitsing van Treub en Marchant, die in 1901 de VDB vormden, kostte talrijke stemmen. De socialistische partij tenslotte groeide voorspoedig. Van 7 zetels in de 2de kamer in 1903 steeg zij naar 18 zetels in 1913. Voorlopig wenste zij nog geen regeringsverantwoor delijkheid te dragen. Gezichtsbepalende figuren binnen de SDAP waren Troelstra, Vliegen en Schaper (12). 1918-1940 Ekonomie en maatschappelijk leven De 1ste wereldoorlog veroorzaakte in Nederland tot 1916 een relatieve welvaartsstijging, vooral door de handel met Duitsland. Toen echter de aanvoer van produkten van overzee begon te stagneren en de buikriem moest worden aangehaald nam de welvaart snel af. Diegenen die er nog in slaagden winstgevende handel te voeren, vooral de landbouwers, werden met wan trouwen en afgunst nagekeken. Na de vrede van Versailles raakte Nederland in een internatio nale ekonomische krisis verzeild, die tot 1923 duurde. Vol optimisme en geloof in een eeuwige vrede ging het daarna bergopwaarts met de ekonomie. Reeds in de 1ste wereldoorlog was de winning van steenkool in Limburg aangevangen. De chemische en synthetische industrie won daarna snel aan betekenis; op het gebied van de energievoorziening openden de elektro- en benzinemotor nieuwe mogelijkheden. Ingrijpende vernieuwingen vonden plaats in de arbeidsprocessen: de lopende band werd ingevoerd en het taylorisme werd algemeen aanvaard (13). De urbanisatie nam toe in vergelijking met de voor gaande periode. De infrastruktuur van het land bleef aan verbeteringen en uitbreidingen onder hevig. Een nieuw vervoersmedium werd de luchtvaart. Geproduceerd tonnage kunstzijde 1917 60 ton 1939 10.000 ton Stroomverbruikende Nederl. 1921 500.000 1938 2.000.000 Vrachtauto's 1926 10.000 1939 50.000 Personenauto's 1926 30.000 1939 100.000 Telefoonaansluitingen 1919 104.000 1939 328.000 Vliegtuigpassagiers 1920 319 1938 350.000 Aard van de bedrijven waar de Nederlandse beroepsbevolking werkzaam is: Industrie 1909 Handel, verkeer en bankwezen 1909 Landbouw en visserij 1909 34,6% 18,1% 28,3% 1930: 1930: 1930: 38,8% 23,3% 20,6% (15) Het platteland De landbouw werd na de staatsreglementeringen uit de laatste fase van de 1ste wereldoorlog weer vrijgelaten. In de 30er jaren kwam zij onder invloed van de wereldkrisis opnieuw onder toezicht van de regering. Het landbouwonderwijs verwierf zich een steeds belangrijkere rol. Het aantal koörporaties in de landbouw bleef toenemen (16). 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 54