Na de lezing was het op 27 juli zover: in de gemeenteschool werd op een zaterdagavond de werkliedenvereniging Onderling Belang opgericht, met daaraan verbonden een ziekenfonds. Meteen meldden 74 leden zich aan. Het doel van de vereniging was de belangen van arbeiders, kleine landbouwers en ambachtslieden te behartigen, daarbij geen politieke kleur bekennend. "Verheffing van de stoffelijke en zedelijke positie van den werkman in het algemeen en in het bijzonder in Krabbendijke" luidde het in 1911 (72). Het bestuur van de werkliedenvereniging bestond uit een voorzitter, een sekretaris, een penningmeester en 4 leden. De leden van het ziekenfonds kon men rekenen tot de echte arbeiders, zij die het nodig hadden. Het aantal leden van de werkliedenvereniging lag hoger, omdat daar een aantal personen uit idealistische motieven was toegetreden, dat geen uitkering nodig had bij ziekte. Voor de bestuursleden werd door de vereniging goed gezorgd. Onder andere toen in 1921 penningmeester D. Jacobusse overleed kocht de vereniging een grafsteen voor zijn laatste rustplaats, terwijl zijn weduwe een gratificatie ontving. Vanaf dat jaar werd aan de penningmeesters een jaarsalaris van f 25,— uitgekeerd. (73). Diverse afdelingen kwamen binnen het verband van Onderling Belang tot ontplooiing. Daar naast ontstonden in Krabbendijke op initiatief van leden of bestuur van de vereniging andere groeperingen, die na korte tijd zelfstandig werden. Tot de eerste kategorie behoorden het ziekenfonds, de volksbibliotheek, de spaarkas en het kolenfonds. Van al deze afdelingen was een afzonderlijk lidmaatschap verplicht. Het ziekenfonds droeg zorg voor een uitkering wanneer een lid door ziekte niet in staat was om te werken en dus geen inkomen had. Om de kas van het fonds gevuld te krijgen werd een kontributie geheven. Met het wekelijks innen hiervan was een bode belast. Een groot deel van het verzamelde geld werd tegen rente op de rijkspostspaarbank uitgezet. De kontributie be droeg in de eerste jaren 10 cent per week of f 5,— per jaar (74). De uitkering werd in 1907 van 60 naar 75 cent per dag verhoogd, en van f 4,— naar f 5,— per week. Voor leden van het fonds die lid geworden waren van de nieuw opgerichte Groene Kruisafdeling betaalde in het vervolg Onderling Belang de kontributie (75). Het bestuur bestond uit de voorzitter en de sekretaris van de werkliedenvereniging en 3 andere leden. Als regel was de gemeente-geneesheer één van hen. In 1919 werd het bestuur met 2 personen uitgebreid (76). De voornaamste taken van het fondsbestuur waren het waken over de financiële toestand van de kas en het beoordelen van aanvragen om uitkering. Een belangrijke verandering voor het fonds vond plaats in 1910. Men besloot zich aan te sluiten bij de vereniging van verschillende ziekenfondsen op Zuid-Bevenland, die in dat jaar in Goes tot stand gekomen was (77). De rekening van 1903 geeft ons een beeld van de financiële situatie van de fondskas: de ont vangsten bedroegen f356,59; de uitgaven f 197,50; totaal in kas f 692,19 (ter vergelijking: het aantal leden bedroeg in 1904 omstreeks 80 personen). In 1919 was de situatie als volgt: ont vangsten bedroegen een onbekend bedrag; uitgaven f 477,27; totaal in kas f 2.388,64 (ter vergelijking: het aantal leden bedroeg aan het begin van de '20er jaren omstreeks 70 personen). De kontributie steeg in 1919 naar 15 cent per week. De uitkering bij ziekte ging van f 6,— naar f 7,50. Uit de kas werd in 1913 f 1.500,—belegd tegen 4%rente. In de 2de helft van de '20er jaren daalde het ledental. Er werd daarom een aktie ondernomen om nieuwe leden te werven in 1928. De laatste informatie die wij hebben van het ziekenfonds is een stijging van de kontri butie in 1928 naar f 1,50 per 2 maanden (78). 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 62