Zoals op zoveel plaatsen werd in Krabbendijke tijdens de wintermaanden een vorm van onder wijs gegeven aan de wat oudere kinderen, die 's zomers hiervoor geen gelegenheid hadden. Het bestuur van de werkliedenvereniging kwam op een bepaald ogenblik te weten dat hiervoor vrij wel geen interesse bestond, vanwege het slecht gekozen tijdstip voor deze lessen. Met een rekest werd bij de gemeenteraad aan de bel getrokken, die beloofde hier verandering in te zullen brengen (88). Terwijl de ene kommissie uit Onderling Belang zich bezig hield met het Groene Kruis, onder zocht een andere de voor- en nadelen die verbonden waren aan de stichting van een plaatse lijke bewaarschool voor kleuters. De belangrijkste leden van deze 2de kommissie waren Welle- man en de hoofdonderwijzer van de openbare school I. Lijbaart (89). In 1908 kon deze kom missie zich opheffen omdat het gestelde doel bereikt was: statuten en huishoudelijk reglement waren in koncept gereed en spoedig daarna was de Krabbendijksche Bewaar- en Handwerk- school een feit (90). Het belangrijkste probleem was de godsdienstige richting die de instelling zou moeten hebben. Uiteindelijk kon ieder zich verenigen met een kompromisvoorstel van Elenbaas dat luidde: een algemeen-christelijke school voor iedereen (91). Tussen al deze fraaie en succesvolle initiatieven mag niet verzwegen worden dat niet alles lukte wat bij de werkliedenvereniging aan plannen gesmeed werd. Ofschoon het streven loffelijk was kwam in 1908 een komité dat de werkloosheid wilde bestrijden niet van de grond. De aan schaf van een lijkkoets voor het ten grave rijden van gestorven leden werd wel overwogen, maar niet uitgevoerd. In 1909 wilde Onderling Belang een eigen vergaderlokaal bouwen; tevens werd met het plan gespeeld om de verzamelde gelden in grondbezit te beleggen. Dit alles bleef bij voorstellen, evenals het plan om een speciaal fonds voor bejaarden te stichten. Bijzondere aandacht kreeg in 1908 de pensionering van staatswege, waarvoor kort tevoren een landelijke bond was opgericht. Op verzoek van een aantal leden kwam in maart van dat jaar predikant L.M. Boer uit Hulst een lezing over dit onderwerp houden. Het resultaat was dat de werkliedenvereniging donateur werd van de bond. In de eerste maand van 1909 trad H. Uiterwijk uit Hoogeveen voor het voetlicht, die over hetzelfde onderwerp sprak. Hierop werd vanuit Onderling Belang een afdeling van de Bond voor Staatspensionering in het leven geroepen die bij de oprichting 40 leden telde (92). Met de plaatselijke vertegenwoordiging van Patrimonium werd in 1910 in een gezamenlijke vergadering een circulaire opgesteld, die bestemd was voor de werkgevers in de landbouw. Aan de boeren werd gevraagd om aan de landarbeiders de lonen voor de lopende arbeidsuren uit te keren. Helaas kwam er weinig of geen respons van de boeren op dit rondschrijven (93). In 1911 werd het 10-jarig bestaan van de vereniging gevierd. Hoewel veel leden liever zagen "dat de vrouw maar stilletjes thuis bleef' mochten ook zij meekomen op vrijdag 17 februari van dat jaar. Bij die gelegenheid schetste burgemeester Elenbaas de geschiedenis van de vereni ging, en tevens blikte hij in de toekomst: "De vereeniging kan nog veel doen om de levensvoorwaarden van den werkman te verbeteren, mits zij als vakvereeniging zich afwendt van elke partij-politiek. Dat zal zijn tot heil van den werkman,zijn kroost en van de maatschappij". Met voordrachten en lichtbeelden werd de avond afgesloten (94). In het jaar van het jubileum werden de statuten van Onderling Belang bij koninklijk besluit goedgekeurd (95). Aan het einde van 1911 was er sprake van een konflikt tussen de werkliedenvereniging en de hervormde kerk van Krabbendijke. In een vergadering van Onderling Belang had een lid aan het bestuur voorgesteld om vanwege de dure tijden eens een verzoek om loonsverhoging te richten tot de werkgevers (96). 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 65