Een ongetwijfeld konservatieve predikant (vermoedelijk ds. Muller), stoorde zich hier aan en trok vanaf de preekstoel hiertegen van leer. Dit was tegen het zere been van de werklieden en in een volgende vergadering namen zij een venijnige motie aan: "De vergadering van oordeel dat het ongepast is dat een voorstel op economisch gebied, in de vorige vergadering gedaan, vanaf de kansel in de Ned. Herv. Kerk wordt afgekeurd, wetende dat dit dezer dage is geschied, protesteert hier tegen en gaat over tot de orde van den dag". De motie werd met algemene stemmen aangenomen (97). In december van 1912 werden verzoeken rondgezonden aan het gemeentebestuur en aan de diverse polderbesturen om in de toekomst in bestekken voor openbare werken bepaalde arti kelen uit rijksbestekken over te nemen. De bedoelde artikelen bevatten gunstige bepalingen voor de arbeiders, zoals een minimumloonstandaard en een minimum arbeidsloon (98). In de 1ste wereldoorlog werd vanuit Onderling Belang een kommissie met een tweeledig doel in het leven geroepen. Enerzijds ging men de hoogte van de inkwartieringsgelden in de gaten houden, die vanwege de legering van soldaten bij partikulieren uitgekeerd werden; anderzijds werd de naleving van de maximumprijzen voor levensmiddelen gevolgd (99). Een week na de oprichting van de kommissie had men over deze onderwerpen een onderhoud met burgemees ter Welleman. Hij verklaarde de naleving van de prijslijsten met een wakend oog te volgen; om dat hij zich echter geen bureaukraat voelde had hij niet bij elk prijsverschil ingegrepen, ook al omdat hem nog niet eerder klachten hierover bereikt hadden. Nadat Welleman enkele zaken over deze prijzen en over de inkwartiering had voorgerekend en duidelijk gemaakt sprak de burgemeester zijn vreugde uit over het initiatief van de werklieden. Hun vereniging had rech ten, en daarvan hadden ze nu gebruik gemaakt; Onderling Belang had daarnaast ook plichten, zoals steun verlenen aan het gemeentebestuur. Met een beroep op hun burgerzin nam Welleman afscheid van zijn bezoekers (100). Weer een week later werd door de burgemeester een gemeentelijke kommissie geïnstalleerd die zich met de maximumprijzen voor levensmiddelen ging bezighouden (101). In 1916 ging Onderling Belang zich voor het eerst op het terrein van de gemeentepolitiek be wegen. Met kracht werd de kandidatuur van D. Jacobusse, een van de bestuursleden, voor een vakature in de gemeenteraad gesteund. Spoedig werd van de kant van de VDB eveneens steun be tuigd aan Jacobusse. Hij werd verslagen door H. de Kok, die 194 stemmen verkreeg; zelf wist hij 160 stemmen te verwerven (102). In 1917 waren de periodieke gemeenteraadsverkiezingen aan de orde. De VDB en de werklieden stelden Welleman en J.P. Krijger kandidaat (Welleman was aftredend). Na herstemming werden Welleman en A. Weststrate gekozen (103). Het werd een vast gebruik dat Onderling Belang kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen voor droeg. In de jaren '20 leek het élan van de vereniging te verminderen. Doordat in Krabbendijke steeds meer afdelingen van landelijke bonden ontstonden liep het ledenaantal sterk terug. In 1926 werd het 25-jarig bestaan gevierd, doch niets wees erop dat de vereniging nog bloeide. Een kort, oninteressant verslag van het feest werd in de Goesche Courant opgenomen (104). Slechts een paar keer werd nog vermeld dat bepaalde kandidaten voor de gemeenteraadsverkie zingen de steun van Onderling Belang hadden. In 1928 werden pogingen ondernomen om het ziekenfonds aan nieuwe leden te helpen, doch niets wees op grote resultaten (105). In de '30er jaren bleef de vereniging bestaan; zowel de Goesche Courant als het kasboek van boekhandel Van Velzen getuigen hiervan. 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1981 | | pagina 66