1928. Voorzitter van de raad van bestuur van de Koöperatieve Beetwortelsuikerfabriek
Zeeland G.A. (vermoedelijk nooit opgericht).
1929 - Ontvanger-griffier van het waterschap De Valckenissegeul.
1929 - Voorzitter van de kommissie van toezicht op de Zuid-Bevelandse gascentrale
Oosteinde.
1930. Voorzitter van een kommissie uit de ZLM die de oprichting van een tuinbouw
afdeling binnen de ZLM bestudeerde.
- 1930 Voorzitter van de provinciale kommissie voor tertiaire wegen op Zuid-Beveland,
oostelijk gedeelte.
1931 - Voorzitter van het krisiskomité te Krabbendijke.
1931 - Voorzitter van de subkommissie Jeugdige Werklozen uit het krisikomité.
1934 - Dirigent van het muziekgezelschap Concordia te Krabbendijke.
- 1934 Voorzitter van de gekombineerde vergadering van landbouwers en landarbeiders.
1934 - Lid van het gewestelijk bestuur van de AVRO.
1937 - 1939 Voorzitter van de Zeeuwse Agrarische Bond.
De karrière van Jacobus Welleman ving in 1899 aan met een opmerkelijk feit: hij werd in de
gemeenteraad van Krabbendijke gekozen nog voordat hij het aktieve kiesrecht verworven had.
Als lid van de gemeenteraad, later als wethouder en burgemeester drukte hij meer dan 30 jaar
zijn stempel op de gemeentepolitiek van Krabbendijke. Daarnaast ontplooide hij veel ijver
voor de VDB, zowel in de plaatselijke afdeling als in het landelijk hoofdbestuur.
Tijdens zijn lidmaatschap van provinciale staten werkte hij onder meer mee aan de elektrifikatie
van de "middengroep" (194). Meer dan 30 jaar was hij lid van de ZLM, een tijd lang zat hij in
het bestuur van de Kring Oost-Zuid-Beveland. Jarenlang oefende hij druk uit op het ZLM-
bestuur om de plaatselijke landbouwverenigingen toe te laten binnen de maatschappij. In 1917
slaagde hij erin wat dat betreft zijn doel te bereiken (195). In de eerste 20 jaar van deze eeuw
was hij een veelgevraagd spreker voor werkliedenverenigingen, voor wie hij allerlei wetsvoor
stellen en overige onderwerpen van politieke aard ontsluierde. Daarnaast nam de Goesche
Courant vaak ingezonden stukken van hem op (196). Hij probeerde vooral de arbeiders te be
wegen zelf belangenorganisaties te vestigen, wat te verklaren is door zijn liberale achtergrond.
Ook zijn bemoeienissen voor algemeen kiesrecht en herziening van de grondwet zijn hierop
terug te leiden.
Toen 1918 de revolutie voor de deur leek te staan, keurde Welleman de handelwijze van
Troelstra in scherpe bewoordingen af. Reeds eerder had hij zijn vrees uitgesproken voor de
revolutionaire geest die de arbeid verlamde en die de mensen opriep om in beslag te nemen
wat hun in handen kwam. Slechts in stug arbeiden konden idealisme en beschaving bewaard
blijven, zo meende hij (197). Meteen na de aktie van Troelstra in Rotterdam raadde hij iedere
arbeider aan om nuchter te blijven. Zijn liberale zienswijze luidde "dat een rustige ontwikke
ling van een volk de meeste waarborgen geeft van het grootst mogelike (sic) geluk aan het
grootst mogelik aantal mensen". (198)
80