Noten: 1. Smallegange, M. "Nieuwe Cronyk van Zeeland", deel I, Middelburg 1696, blz. 529 No. 1. 2. Deze jaarmarkt werd gehouden op de eerste dinsdag na 23 augustus. 3. Recente opgave van het kadaster in Middelburg. De Kan ter en Utrebht Dresselhuis (Kanter, J. de en Ab Utrecht Dresselhuis, J. "De Provincie Zeeland", Middelburg 1824, blz. 246) geven op 3600 vierkante ellen. Deze opgave klopt niet als we de el als meter zouden nemen (bij de invoering van het metrieke stelsel in 1820 werd aanvankelijk de benaming Nederlandsche el ingevoerd voor de meter). 4. Piccardt was in 1861 benoemd tot archivaris van Goes. Zijn opmerking over het stadhuis vinden wij in zijn boek (R.A.S. Piccardt) "Bijzonderheden uit de geschiedenis van de stad Goes", Goes, 1864, blz. 19. 5. G.A. Goes, A.S.G. inv. no. 35, 4 december 1773. Voordien was er ook een concierge zo blijkt uit de notulen van 14 december 1771. Daarin staat dat "Matthys van Ooy tot nu toe als concerge onder 't stadhuis gewoond hebbend voor die inwoning eer biedig bedankt": de oudste stadsbode komt als concierge voor hem in de plaats in die woning onder 't stadhuis. Een riant onderkomen zal het niet geweest zijn. Dat deze situatie ging veranderen blijkt uit de notulen van 28 mei 1774 toen de stadsfabriek een beraming van de kosten tot verbetering van het huis voor de concierge indiende van maar liefst 1100 Vlms. Er werd goedkeuring verkregen nog die zelfde zomer deze verbetering uit te voeren. 6. Piccardt, blz. 19. 7- Unger, W.S. "Oudheidkundig Jaarboek" 1930, blz. 53. 8. Hendrik van Diest werd in 1740 meesterbeeldhouwer in Middelburg. Van 1757-1761 was hij Deken van het Gilde (Obreen, "Archief voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis, deel VI, blz. 244, 247, 248 en 256). Bij de stadsschuur te Middelburg maakte hij een hardstenen zuil (1761), ter herdenking van de aanleg van het nieuwe Sas. Aan drie zijden opschriften en aan de vierde zijde het wapen der stad. De zuil is door de steenhouwer Guillaume Larrier als lantaarnpaal "ontworpen" naar een tekening van de steenhouwer Hendrik van Diest (Voorloopige Lijst der Nederlandsche monumenten van geschie denis en kunst VI De provincie Zeeland. Utrecht 1922). Normaal is gemaakt naar een tekening. Hij vroeg een octrooi om als steenhouwer in Goes te mogen fungeren op 10 september 1771. Het op 23 februari 1771 verleende octrooi aan N. Muts (de Middelburger Nicolaas Muts maakte in Tholen in 1758 een hardstenen stadhuis bordes met twee vazen, twee ballen en vier wit marmeren wapenschildjes; hij staat in de "Voorloopige Lijst" gerangschikt onder de architecten) om met uitsluiting van alle anderen als steenhouwer in Goes te gaan werken en gemaakt steenwerk te verkopen (uitgezonderd het stadssteenwerk en kleine dingen die door een metselaar kunnen worden verricht) werd op 1 februari 1772 ingetrokken omdat hij zich daar nog steeds niet gevestigd had. Voorwaarden voor de toelating waren immers fixum domicilium in Goes te houden en in het timmermans- en metselaarsgilde te komen. Vanaf 1 februari 1772 verkreeg Van Diest dit voorrecht voor drie jaren, eveneens op bovenge noemde voorwaarden. Het zal zijn werk veel gemakkelijker hebben gemaakt dat hij nu dichterbij zat. 9. LP. van de Spiegel werd op 5 januari 1773 overgehaald om de functie te blijven vervullen met de heren Isenbree en Keetlaer. 10. G.A. Goes, A.S.G. inv. no. 1811. Van Diest schrijft aan de stad Goes op 6 maart 1782. 11. Dit aanvragen van een vrij paspoort gebeurde wel meer. Zo werd b.v. Goes vrij gesteld van betaling der uitgaande en inkomende rechten voor de gebarsten en de nieuwe stadhuisklok op 11 mei 1746 (G.A. Goes, A.S.G. inv. no. 102). Dit betekende transport van het gebarsten exemplaar naar Brugge om ver goten te worden, vervolgens het binnenkomen van de nieuwe klok. Een ander voorbeeld van een vrij transport ten behoeve van een stadsaangelegenheid: het metalen standbeeld van de Gouverneur Generaal der Oostenrijkse Nederlanden, dat via Lillo naar Brussel moest worden verzonden (Notulen Gecommitteerde Raden van Zeeland 3 november 1774). 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1982 | | pagina 127