Dr. Pieter Coomans overleed te Goes op 3 October 1757 (8). Op grond van zijn testament, op
gemaakt door notaris Samuel Aarnouts op 2 november 1756 kwam de ambachtsheerlijke titel
van Wemeldinge terecht bij zijn jongere broer Jacobus, evenals hijzelf vele jaren schepen van
de stad Goes (9).
Jacobus Coomans, overleden te Goes op 16 december 1771, vermaakte op zijn beurt de am
bachtsheerlijke titel van Wemeldinge aan zijn zuster Maria, "bejaarde dochter, wonende te
Goes" (10).
Maria Coomans, gedoopt te Goes op 19 december 1717 (11), bleef haar hele leven ongehuwd
en heeft waarschijnlijk nooit ergens anders gewoond dan in Goes, waar ze op verschillende
plaatsen panden in bezit had (12). Mogelijk woonde ze oorspronkelijk in de buurt van de
haven en de kade en later op de buitenplaats aan de Oostsingel.
Er is wel verteld dat de familie Coomans te Wemeldinge een buitenverblijf heeft bezeten, waar
men 's zomers enige tijd woonde. Waar dit precies gestaan heeft is niet met zekerheid te zeg
gen. In 1907 schreef wijlen de heer P. Lindenbergh dat zich toen aan de oostzijde van het dorp
een soort gedenksteen in één van de huisjes bevond, waarop het jaartal 1788 en de letters M.C.
(Maria Coomans) waren ingegrift. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat het buitenverblijf
zich aan de oostelijke kant van het dorp heeft bevonden. We vinden dit allemaal erg vaag en
zijn van mening, dat, als de familie Coomans in Wemeldinge verbleef, het veel meer voor de
hand ligt, dat dit op de Stelhoeve geweest zal zijn.
Namelijk reeds in 1723, toen Geerd Cornelisz Rijn pachter werd, bedong de toenmalige eige
naar, ambachtsheer Johan Rontvis, voor zich vrij gebruik van "den Camer en de vloer en kel
der alsmede de ganse timmerasie van oranjerie bestaande in een vogel- of Duive Coye,
Kookkeuken, het Zaale alsmede het speelhuis op den dijk" (13).
Het is enigszins vanzelfsprekend, dat dit gebruik, om van tijd tot tijd op de Stelhoeve te ver
blijven, door de familie Coomans overgenomen is.
Maria Coomans overleed in Goes op 8 augustus 1791 op de leeftijd van 72 jaar en 8 maanden
en werd in de grote kerk begraven. Naar de opgave van Mr. P.C. Bloys van Treslong Prins, uit
gegeven in 1919, was haar zerk toen nog aanwezig. Nu is deze evenwel niet meer te vinden
(14). Volgens de overlevering had iedere Wemeldingenaar te allen tijde het recht om het graf te
bezoeken. Of hiervan veel gebruik gemaakt is weten we niet.
Het testament
Met het bewuste en veel besproken testament is het vreemd gesteld. Want waar is het eigenlijk?
Niemand weet het. Het meest waarschijnlijke is, dat het in 1940 in de Middelburgse archieven
samen met zoveel andere documenten in vlammen is opgegaan. Wat er wel is, is een uittreksel
van het testament, opgemaakt op 26 september 1888 door de met de bewaring van de minuten
belaste notaris A.M. Tak.
Het is duidelijk, dat dit uittreksel van het testament is gemaakt in verband met het legaat voor
de kerk van Wemeldinge, want het bevat in feite alleen de hele aanhef met de opsomming van
de erfgenamen en van alle legaten die Maria Coomans aan personen en instellingen heeft toebe
dacht, het twee en dertigste. En dit twee en dertigste legaat was bestemd voor "de kerke of
kerkemiddelen der parochie ende heerlijkheid Wemeldinge voornoemd".
Het legaat bestond uit een som geld van zeven honderd ponden grooten vlaams (in guldens uit
gedrukt: f 4.200,—) en een hofstede die Maria Coomans in Wemeldinge in eigendom bezat: de
bekende Stelhoeve, "met derzelver boomgaard, weijen en zaaijlanden die daaraan op mijn
overlijden sullen bevonden worden, benevens het op den dijk aldaar staande speelhuijs daarbij"
(15).
45