De algemene lijn voor de inkomsten van "IN DE VLUGT" is duidelijk: hoge cijfers voor 1862
tot en met 1864 als gevolg van een grote aanvoer. De inkomsten dalen dan scherp tot 1866,
om na 1869 weer sterk te stijgen. Bij 1871 houdt de lijn helaas op, maar we kunnen aannemen,
dat de inkomsten tot 1875 op hetzelfde hoge peil gebleven zijn overeenkomstig dat van "DE
EENDRAGT". De cijfers die we nog bezitten met betrekking tot zowel de gedolven opper
vlakte als de uitgaven aan werkloon voor de jaren 1870-1875 (tabel 2) wijzen eveneens op een
vrij grote aanvoer.
De eerste scherpe prijsdaling na 1864, die voor "DE EENDRAGT" minder spectaculair maar
wel duidelijk is de aanvoer was hier vrij constant omdat men niet zoveel te maken had met
prijsgevoelige particuliere reders en omdat de aandeelhebbers verplicht waren een bepaalde
minimumhoeveelheid te leveren wordt begrijpelijk wanneer we het oog slaan op het prijsver
loop van het meekrapproduct in deze jaren. Illustratief is het onderstaande grafiekje, dat be
trekking heeft op de prijzen die de Wilhelminapolder voor racine heeft geboekt over de jaren
1856-1876 (46).
Gemiddelde opbrengsten van racine in
de Wilhelminapolder, gerekend in
guldens per 50 kg.
Van 1863 tot 1866 waren de prijzen erg laag en kwamen zij niet boven de kostprijs van f 17,—
a f 18,— uit. Dit was het gevolg van de Amerikaanse burgeroorlog die de katoenexport uit dat
land blokkeerde, waardoor de Europese textielindustrie tijdelijk in moest krimpen en bijge
volg de vraag naar kleurstoffen afnam (47).
Duidelijk is aan de hoogte van de meestoof-inkomsten in 1864 de twee- a driejarige reactie ter
mijn op deze prijsdaling te zien. De aanvoer was pas het kleinst in 1866, na het prijsdieptepunt
in 1863; zoals later na de recordprijs van 1868 de aanvoer in 1870/1871 pas sterk ging stijgen.
De grafiekjes van "DE ZON" te Goes en "DE ZEE" te Eikerzee in de bijlage, die evenwel min
der betrouwbaar zijn, geven dit ook aan, zij het niet zo direct. Enige voorzichtigeid bij de
interpretatie is hier wel op zijn plaats, omdat de concurrentieverhoudingen tussen de stoven,
die zeker een rol gespeeld hebben, niet in de beschouwing betrokken kunnen worden aangezien
er niets over bekend is. Met het oog op die concurrentie zou men bijvoorbeeld de scherpe
daling van de inkomsten bij "DE ZON" in 1861 in verband kunnen brengen met de opening
van "IN DE VLUGT" in het voorgaande jaar.
76