Moojen was lid van "All Peoples Association". Deze vereniging beijverde zich om lezingen te houden over kunst en wetenschap. Haar oorsprong moet gezocht worden in de Vrijmetsela rij. De secretaris-penningmeester, Mr. H. van Zanten gaf in 1935 een verslag van de werkzaam heden van deze vereniging. Hij schreef o.a. "Een aantal vooraanstaande Nederlanders, die in het buitenland wonen zijn bereid gevonden voor buitenlandse afdelingen spreekbeurten te vervullen, o.a. G.J. Hoogerwerff, T.H. Fokker, Dr. J.J.L. van Rijn te Rome, P.A.J. Moojen, Mr. J.W. Weijnaents te Parijs, Prof Dr. B.L. van Waerden te Leipzig en A. Verbeek van de San- de te Boedapest. Moojen bevond zich dus in een select gezelschap. Voor de Brusselse Wereldtentoonstelling van 1935 heeft hij ontwerpen gemaakt voor een ge bouw waarin een Molukse zeetuin was ingericht. Naast de gebouwen die ontworpen waren door Iz. J. Denijs, werd een weg aangelegd die voerde naar een 50 m. verderop gelegen gebouw. De weg was geflankeerd door Balinese beelden en lantaarns. Op het eind van de weg stond de Molukse zeetuin. Deze tuin van de heer Soumokil was bij velen in Nederland bekend en ver maard. Moojen zorgde ook hier voor een fraai en passend gebouw. In de Nieuwe Rotterdamse Courant van maandag 4 april 1955 verscheen het bericht dat hij op 1 april te Bennekom was overleden in de leeftijd van 75 jaar. Hij werd begraven op de Nieuwe Begraafplaats te Amsterdam. Tijdens zijn leven werd hij onderscheiden met de Orde van het Legioen van Eer in Frankrijk. In België met de Leopolds Orde en in Nederland met de orde van de Nederlandse Leeuw en Officier van Oranje Nassau. De schrijver van dit artikel heeft Moojen ontmoet toen deze een bezoek bracht aan zijn ge boortedorp Kloetinge en tegelijkertijd een bezoek bracht aan zijn vroegere schoolvriend A. Beenhakker. Dit bezoek vond plaats nadat de Grote Internationale Koloniale Tentoonstelling te Parijs had plaatsgevonden. De Internationale Koloniale Tentoonstelling in Parijs, 1931. Eén van de hoogtepunten in het leven van Moojen was zijn medewerking aan deze tentoonstel ling die in 1931 te Parijs gehouden werd. Uit een inzending voor een ontwerp voor een koloni aal gebouw te Parijs werd dat van Moojen beloond met de eerste prijs. De Nederlandse regering liet naar dit ontwerp een paviljoen bouwen. De heer F.P.J. Vester, directeur van de Neder landse Handelsmaatschappij werd voorzitter van het financiële comité. Leden van het uit voerend comité waren mr. A.G.N. Swart (ondervoorzitter met de titel van commissaris-gene raal), ir. E. de Kruyff (secretaris-generaal), A.F. Marmelstein (penningmeester) Prof dr. L.P. Ie Cosquino de Bussij, Dr. H.J. Lovink, Dr. L.J. van der Waals en P.A.J. Moojen. Onder aanvoering van mr. D. Fock moesten zij organiserende arbeid verrichten voor zover het de Nederlandse deelname betrof. Als plaats voor het Nederlands-Indisch gebouw werd het Bois de Vincennes aangewezen. Op woensdag 6 maart 1929 werd het comité in de "Rolzaal van het Gebouw der Gravelijke Za ken" te 's Gravenhage geinstalleerd. Onder de vele personen, die daar aanwezig waren, was ook Moojen, ere-voorzitter van de bond van Nederlandsch-Indische Kunstkringen. Tijdens de opbouw, inrichting en uitvoering van het tentoonstellingsgebouw had de commissie nogal te kampen met moeilijkheden, waardoor de uitvoering van het programma werd ver traagd. Een gezelschap uit Indië bestaande uit 50 dansers afkomstig van Bali en een dertigtal Javanen zou tijdens de tentoonstelling optreden. Door ziekte van een adjudant-onderofficier 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1983 | | pagina 109