Thans wordt van 200.000 bos rijs 10.000 m2zinkstuk gemaakt (21), waarop 1 tsteen per m2 wordt gestort, zodat 10.000 t steen voor elke val, dus samen 20.000 t.steen nodig zou zijn. Deze hoeveelheid is fantastisch groot in vergelijking met de schuitjes van 9 t; ook wijst in de re keningen niets er op dat er ooit zulke quantums steen zijn aangevoerd. Onze schatting is dus fout en we zullen moeten aannemen dat met uiterst weinig steen en overvloedig rijshout werd gewerkt; hoe dit dan constructief gebeurde is vooralsnog niet te ontraadselen. Er is nog een mogelijkheid: het is bij overlevering bekend dat vroeger wel met schorkloeten (22) werd gewerkt in dergelijke situatie's. Dit vindt zijn bevestiging in een geschrift uit het begin van de 17de eeuw (23), waarin wordt gezegd dat bij een oeverval rijzen matten werden gemaakt, die met goede taaie en stijve zoden werden gevuld, waarna de randen werden omgeslagen en gesloten. Daarna werd het gehele werk gezonken. De grootste kunst bestond er dan in „dat het gewigte met goede proportie tegens het rijs wer- de geëgaleert". Toegegeven wordt dat steen beter is dan zoden, „maar valt veel polders te costelijck". Van de resultaten van dit soort zinkwerk is niets bekend; men moet er geen hoge dunk van hebben. Rijsschepen Er blijft nog een onduidelijk punt over, namelijk waar het rijshout dat Pacheco kon gebruiken voor de fortificatie van Goes vandaan kwam. Het rijs kon immers niet vervoerd worden om dat men geen paspoort had? Dat de partij voor Pacheco verkocht werd, vooruitlopende op de aankomst ervan (die dan nooit plaatsvond) kan niet kloppen, omdat dan geen betaling zou zijn gevolgd en dat is niet in overeenstemming met de waterschapsrekening. Wellicht moeten we aannemen dat er al 41.000 bos was verscheept en dat hierbij moeilijkhe den zijn ontstaan, zodat daarna pas besloten werd een paspoort aan te vragen. De gang van zaken zoals die uit de waterschapsrekeningen blijkt zou dan wel de waarheid, maar niet de volle waarheid weergeven. Die 41.000 bos klopt ook aardig met twee van die grote schepen van Joos de Bommer, die dan iets meer dan gemiddeld geladen waren, wat heel goed kan want ladingen van meer dan 200 vim komen in de rekeningen voor. We kunnen dan reconstruerendat het schip van Joos de Bommer bij de terugkeer van zijn twee de reis is aangehouden, door de watergeuzen en daarna niet meer durfde varen, of dat het bij het begin van zijn derde reis is teruggestuurd. III Oorlogsschepen De watergeuzen bleven op hun qui-vive om herhaling te voorkomen, of anders gezegd om te beletten dat zonder geldelijke bijdrage aan de Prins van Oranje zou worden gevaren. Dit blijkt uit een paar verliesposten uit de rekening over 1576 (24). Tevens blijkt hieruit dat het waarschuwingssysteem van de watergeuzen perfect werkte. Het betreft 'zinkrijs hetwelk voor Sint Jansmis (24 juni) 1576 gekocht was om te verwerken in de grontbrexem en aan de rijswerken voor Wemeldinge'. De gezworenen Jan Foortszoon en Cornelis Janszoon waren er door het waterschapsbestuur op1 uitgestuurd om van Jan van Tolhuysen, Geert van der Steene en Henrik Cuelemans 50.000 120

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1983 | | pagina 124