Het eerste optreden van Gerard van Uuytwijk als baljuw van Goes. De eerste criminele zaak die hij aan het gerecht voorlegt heeft in Goes waarschijnlijk enige stof doen opwaaien. Wat was namelijk het geval. Gerard van Uuytwijk heeft begin november 1561 een ronde gemaakt langs de vele zoutketen die Goes rijk was. Een opgave van het aantal zout keten uit deze periode somt ruim 80 keten op die eigendom zijn van 37 personen. Van Uuytwijk heeft dus een hele wandeling moeten maken langs beide zijden van de Haven waar de zoutketen voornamelijk gelegen waren. Met in zijn achterhoofd de ordonnantie op het "maecken ende wercken van der witten zoute" heeft hij zich van de gang van zaken op de hoogte gesteld. Hij had tijd en uur goed gekozen. In de ordonnantie stond dat men pas de vuren onder de zoutpannen mocht aansteken nadat de met de klok van de kapel aan de haven het teken was gegeven. Welnu hij vond in 17 zoutketen reeds lustig brandende vuren ruim voor de toegestane tijd. De namen van de schuldigen wer den genoteerd en de vuren gedoofd. Nu was het echter zo, dat de eigenlijke eigenaren vrijwel nooit aanwezig waren bij de eerste werkzaamheden. De leiding van het stoken van het vuur was vrijwel altijd opgedragen aan vrouwen. Het waren dan ook 17 voornamelijk "jonckwijven" die op 8 november voor het gerecht moesten komen. Natuurlijk, de baljuw deed in deze braaf zijn plicht. Brandgevaar vanuit zoutketen was een bekend gegeven. Tenslotte was de grote brand van Goes in 1554 ook in een zoutkeet begonnen. Wat de baljuw niet goed wist in te schatten was het feit dat van de elf leden van de vroedschap er 6 één of meer zoutketen in hun bezit hadden. Ja erger nog,er waren drie zoutketen bij be trokken van leden van dezelfde vroedschap. Weliswaar werden de keetvrouwen aangeklaagd maar natuurlijk zouden de eigenaren de boete moeten betalen, dus in wezen terecht staan. Job Willemszoon Goeree, burgemeester en de beide schepenen Jasper Jasperszoon en Daniël Anthoniszoon moesten dus zichzelf veroordelen. We kunnen ons voorstellen dat dit gebeuren in Goes nogal wat opwinding heeft teweeg gebracht. Vermoedelijk onder druk van meerdere leden van de vroedschap heeft van Uuytwijk de aanklacht ingetrokken. Het protocol van 8 november zegt het heel simpel: "den bailluy heeft alle dese keetwijfs voir dese reyse quyt gescolden". Werd in deze confrontatie tussen baljuw en vroedschap de kiem gelegd voor de latere moeilijkheden? Wij menen van wel. Van Uuytwijk ontpopt zich kort nadien als een zeer rancuneus man, iemand die zeker niet zijn eerste mislukte optreden heeft willen vergeten. Een voortvarend man. Bij zijn aantreden als baljuw trof van Uuytwijk vijf gevangenen aan die nog door zijn voor ganger in arrest waren genomen. Vier van deze gevallen kon hij nog in november voor het ge recht brengen. Het betrof hier de volgende zaken. Pieter Luerin, beschuldigd van gevangenis- braak. Verhoord op 20 november en op de 22e daarna door het gerecht veroordeeld tot in het openbaar vragen van vergiffenis. De tweede gevangene, Hans Bom, als zwerver en vagebond vastgezet werd reeds op 9 november voor de rechtbank gebracht en ontslagen uit de gevange nis. Het derde geval betrof een zekere Mathijs Janszoon. Zijn vonnis wegens bedelen en vage bonderen werd geveld op 20 november. Ook hij werd vrijgelaten maar moest plechtig beloven om in het vervolg niet meer te bedelen. De aartsbedelaar uit Antwerpen, Andries Kaerse- maicker werd op de 22e voor de tijd van drie jaar verbannen uit Goes en het eiland Zuid- Beveland. De laatste gevangene kwam wat later voor het gerecht. Cornelis Pierssoon Luyte, poorter van Goes was beschuldigd van diefstal. Deze werd niet zoals de baljuw voorstelde op de pijnbank gebracht maar zonder "scherp examen" op 17 januari 1562 veroordeeld.Dezelfde dag werd hij 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1983 | | pagina 12