het ambacht Bath:
mevrouw C.C. Steengragt wed.
van de Perre
de heer J. P. van den Brande
mevrouw M. van Reigersberg
douarière van den Brande
de heer J. A. Baron van der Duijn
de heer F. H. Rogerius van der Gragt
de heer W. van der Bilt
53 gem. 172 roeden
161 gem. 96 roeden
24 gem. 221 roeden
12 gem. 111 roeden
20 gem. 288 roeden
23 gem. 46 roeden
296 gem. 34 roeden. 10)
De dorpen in de polder.
Op de conferentie van ambachtsgerechtigden, gehouden op 28 en 29 januari 1774, werd een
aantal belangrijke besluiten genomen ten aanzien van de inrichting van de polder. Zo lezen we
in de notulen van deze vergadering wat betreft de vestiging van het dorp Rilland:
"De grootte van het tarraijn ter legginge van het dorp word bij desen bepaald en vastge
steld op 20 gemeten, zullende 't zelve worden gelegd beoosten de scheid- en benoorden de
lange weg, ter plaatse als heeren directeuren zullende vermeinen meest nuttig en dienstig
te weesen".
We dienen hierbij aan te tekenen dat het huidige dorp Rilland, dat hieruit is ontstaan enkele
kilometers noordelijker ligt dan het Rilland van voor de overstromingen. In dezelfde vergade
ring werd wat betreft de wegaanleg in de polder vastgesteld
"dat de wegen in deze polder te brengen zullen worden gelegd ter plaatse als op de kaarte
is aangeteekend en afgeschrabt en is bepaalt, dat de groote of lange weg die aan den dijk
bij het Vinkenissegat begind en regt door de lengte van de polder heen tot aan de kaaije
off veer strekt, vier en twintig voeten breet en de andere kruis off door de lange weg
schietende wegen achtien voeten breet, zullen werden gemaakt." 11)
In 1782 had het dorp Rilland enige gestalte gekregen. Ermerins deelt hierover het volgende
mee:
"Op welken uitgeslagenen grond voor het dorp, 't welk met eene gracht van 42 voet
breedte en zes voet diepte werdt omringd, ten jare 1782 tien arbeiders woonhuizen waren
getimmerd, hebbende ieder 40 roeden erve, waarvoor zy eene jaarlyksche chyns van vyf
grooten de roede moeten opbrengen. Voorts zijn daar aangebouwd een smits, wagenma
kers-winkel, herberg en school; zoodat van voorgem. uitgeslagen 20 gemeten nog over
bleven 16 gemeten 19914 roeden, die ten voordeele der Ambachtsheeren verpagt worden."
In de uiterste zuidoosthoek van de nieuwe polder werd het fort Bath gebouwd. Het fort werd
in 1785, dus vrij kort na het gereed komen van de polder, op advies van Pieter Paulus, één van
de meest bekende Zeeuwen in de politiek van die tijd en toen advocaat-fiscaal bij de Admirali
teit, aangelegd. Het werd nodig geacht ter bescherming van de invordering der inkomende
rechten, die geheven moesten worden van passerende schepen, nadat de forten Lillo en Lief-
kenshoek aan Keizer Jozef II waren overgedragen.
Aanvankelijk leek het er op dat Bath zou uitgroeien tot de hoofdplaats van Zuid-Beveland ten
oosten van Krabbendijke, doch reeds vrij spoedig bleek dat het meer centraal gelegen Rilland
een grotere levensvatbaarheid had. Tot op de dag van vandaag is Bath dan ook een kleine en
verstilde leefgemeenschap gebleven.
12)
26