patriciërs ongetwijfeld trots geweest zijn op hun afstamming in de mannelijke lijn. Maar dat
moet toch verre in de schaduw gestaan hebben bij de uitstraling van de naam van Reigersberg.
En met het overlijden van Maria van Reigersberg zou de naam uitgestorven zijn. Dus wat was
er mooier dan de naam te laten voortleven, verbonden aan zo'n indrukwekkende bedijking?19)
Tenslotte was Maria van Reigersberg de achterkleindochter van Johan van Reigersberg (1577-
1633), broer van de ook nu nog altijd legendarische Maria van Reigersberg die als echtgenote
van Hugo de Groot een zo belangrijke plaats heeft in onze vaderlandse geschiedenis.
Johan van Reigersberg vestigde de belangen van de familie in het oostelijk deel van Zuid-Beve
land. Hij kocht uit de verbeurd verklaarde eigendommen van Gillis van Wissekèrke de am
bachtsheerlijkheden Couwerve en Krabbendijke in Zuid-Beveland en Campen in Noord-Beve
land. 20)
Naar Zeeuwse maatstaven is wellicht het belang van dit geslacht nog het beste af te meten aan
de waarde van "Dye Chronycke van Zeelandt", uitgegeven in 1551 te Antwerpen en geschre
ven door Jan Janse Reygersbergh van Kortgene, de grootvader van Johan van Reigersberg en in
belangrijke mate te beschouwen als stamvader van het geslacht.
Het verhaal, waar Smallegange melding van maakt, dat het geslacht Reigersberg verwant is aan
oude Duitse adel, moet beslist als een verzinsel beschouwd worden. 21)
Nagtglas heeft hier dan ook in zijn bloemrijke taal een nogal vernietigende kritiek op:
"Door een niet moeilijk te verklaren ijdelheid, schijnt het streelend voor het menschelijk
gevoel te zijn om aanzienlijker afkomst voor te geven dan de stand der voorouders werke
lijk was. Daardoor is het begrijpelijk, dat de dikwerf zoo fiere magistraten tijdens de repu
bliek, zich niet tevreden stelden om af te stammen van de kloeke burgers en stoere schip
pers, die het wereldwonder der Zeven-Geunieerde Provinciën hadden tot stand gebracht,
maar voor veel geld en, wat erger was, dikwijls ten koste der waarheid, een adellijken
stamboom zochten, meest wortelende in vreemden bodem. Zoo is het ook geweest met
het geslacht van Reigersberg. Hoewel het wapenschild door en door Zeeuwsch is, werd er
samenhang met een aanzienlijk geslacht in Beieren gezocht en vergat men dat een Burge
meester van Veere of een Gecommitteerde Raad van Zeeland vrij wat invloedrijker persoon
was, dan menig Duitsch edelman." 22)
Overloper.
Analyseren we de oudste bewaard gebleven overloper van de polder, die opgemaakt is in het
jaar 1782, negen jaar na de bedijking, "zijnde het 8/28 jaar van den vrijdom over de Staate
Lasten en het 8/20 jaar van den vrijdom over de Tienden en 't 1/7 jaar van den Heeven",
dan kunnen we hieraan een aantal interessante bijzonderheden ontlenen. 23)
Het is voor die tijd een grootschalige opzet. De totale schotbare oppervlakte van 2175 geme
ten 157 roeden is dan verdeeld over de volgende eigenaren:
J. P. van den Brande
J. A. van de Perre
A. Meeuse
J. de Klerk
J. Noose
J. Mersens
C. de Kaijzer
550 gem.
558 gem.
256 gem.
286 gem.
30 gem.
191 gem.
30 gem.
75 roeden
118 roeden
95 roeden
95 roeden
114 roeden
253 roeden
0 roeden
verpacht:
1903 gem. 150 roeden