20. F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, Vierde aflevering, Middelburg, 1893, pag. 481.
21. M. Smallegange, Nieuwe Cronyk van Zeeland, Middelburg, 1696, pag. 61
"De Heer Jan Janssen van Reygersbergh van Cortgene, was gesprooten uit eengantsch oude en seer Ade-
lijke Hoogduitsche Stam, die haren oirspronk trekt uit Beieren, uit het Geslacht van Plain van Reygers
bergh, dat aldaer seer vele voorneme goederen beseten heeft, tot dat eenen Werner of Bernard van
Reygersbergh, sijnen eenigen soon overleeft hebbende, sijne goederen aen de Canoniken van St. Augus-
tin heeft gegeven en nagelaten, uit oirsaek dat sijne jonger broeders, bij sijn levend lijf, over der selver
erffenis onder den anderen twisteden. Werner dan deser weereld overleden zijnde, en aen de voor
schreven Ordre sijne erffenis gelaten hebbende, konden sijne broeders sulks met geen goede oogen aensien
en hebben tegens die Ordre geprocedeert, en selfs eenige feitelijkheden ondernomen: doch de Canoniken
den Hertog van Beieren, en den Aertsbisschop van Zaltsburgh aen hare zijde hebbende, konden door der
selver gunst die voorschreven goederen niet alleen aen haer behouden, maer dat gantsche Huis soodanig
vervolgen, dat sy 't genoodsaekt hebben, het selve land te verlaten, en sich naer andere landen te be
geven: gelijk het dan om die reden sich neergeset heeft in Keulen, Aken en Luyck; alsmede naderhand
in Brabant, Vlaenderen en Zeeland."
22. Als noot 20, pag. 477/478.
23. Als noot 9, no. 75.
32