Verder kunnen we op grond van de beroepsaanduidingen zien, dat sommige straten (St.
Jacob- en Rozemarijnstraat bijvoorbeeld) overwegend werden bewoond door arbeiders,
knechten e.d. Een winkelier, die hier woonde, had ongetwijfeld een lagere sociale status dan
een, die temidden van artsen, advocaten of hoge ambtenaren vetoefde.
Een lijst van stemgerechtigden voor de verkiezing van de raad waarop de namen van ruim 340
gezinshoofden staan vermeld, alsmede het bedrag dat een ieder van hen aan de belasting was
verschuldigd, biedt ons mogelijkheden tot een verdere specificatie. Aangezien deze lijst uit
sluitend de namen van de meer welgestelde burgers omvat heeft ze het grote voordeel, dat
differentiaties tussen beroepen uit de bovenste lagen mogelijk zijn. Uit deze lijst blijkt bijvoor
beeld, dat een aantal kooplieden tot laag I moet worden gerekend (28). Een andere belangrijke
bron is het kohier van de hoofdelijke omslag uit 1840, waarop we de namen van een aantal lid
maten der Hervormde Kerk (346 gezinshoofden en alleenstaanden) en de verschillende bedra
gen, waarvoor zij jaarlijks werden aangeslagen, aan treffen (29). Het voordeel van deze bron is,
dat ze ons inzicht geeft in de inkomenspositie van brede sociale lagen. Niet alleen de meest
vermogenden waren belasting verschuldigd, maar ook de minder draagkrachtigen, die het mini
mumbedrag moesten betalen. Het nadeel van deze bron is echter dat ze slechts een deel der
stadspopulatie omvat. Weliswaar behoorde 75 3 80% van de Goese bevolking tot de Hervorm
de Kerk, maar niet iedereen boven de 18 was lidmaat en ook lang niet alle lidmaten kwamen
voor een aanslag in aanmerking.
We zijn ons ervan bewust, dat het drie-lagenmodel rudimentair is en geen recht doet aan de
vele verschillen in welstand tussen de verschillende beroepsbeoefenaars binnen één laag. Het
zou echter te ver voeren nog meer materiaal te onderzoeken waardoor een meer verfijnde dif
ferentiatie mogelijk is (30).
Verder hebben we een arbitraire beslissing genomen door alle beroepen in het schema op te
nemen. Een in het ouderlijk bedrijf meewerkende zoon hebben we in Laag III geplaatst, ter
wijl de vader, die zelfstandig een beroep uitoefende, in Laag II is opgenomen. Is dat wel reëel?
Misschien niet. We moeten echter bedenken, dat de schematisering van de totale beroepsbevol
king niets meer is dan de vervaardiging van een schaal waartegen we de positie van een twee
tal deelgroepen moeten afzetten. Bij de bepaling van de sociale posities der afgescheidenen en
hervormden is hetzelfde procédé gevolgd. Ook daar hebben we allen, die een beroep uitoefen
den, ingeschaald zodat de mogelijkheid tot een reële vergelijking aanwezig is.
Tabel I. Totale beroepsbevolking Goes in 1840 verdeeld over de drie maatschappelijke lagen.
Laag I.
Stads(rijks)ontvanger 3 Penningmeester 2
Advocaat 9 Koopman 7
Notaris 6
Subst. officier 1
Griffier rechtbank 2
Officier v. justitie
President rechtbank
Ontvanger griffie
Griffier vredegerecht
Arrond. inspecteur
Stadshoofcommies
Penningmeester
Koopman
Rentenier
Veearts
Postdirekteur
Opzichter waterstaat
Politiecommissaris
Architect
Districtscommissaris
Apotheker
Chirurgijn
39