verschillende Goessche broeders gevoelden er veel voor om tot de "Herstelde Kerk van Christus" toe te treden" (23). Van dit laatste kwam echter niets. Onder de leden van het afge scheiden kerkgenootschap te Axel bevond zich geen enkele Goesenaar (24). Het is natuurlijk heel goed mogelijk, dat Vijgeboom in Goes aanhangers had en dat er in de stad oefengezelschappen waren, die buiten het officiële kerkverband stonden. Vast staat, dat ze zijn ontsnapt aan de aandacht van de burgerlijke en kerkelijke autoriteiten. Nog in februari 1836, toen de kerkeraad reeds de eerste twee afscheidingsakten had ontvangen, deelde de clas sis Goes mee, dat de "algemeene Geest zeer goed (is). Hier en daar vindt men wel som migen van steile begrippen, die de kerk verzuimen, doch zoodanigen zijn er altijd geweest, schoon zij in den laatsten tijd een weinig zijn vermeerderd. Eenige hunner komen bij elkander, doch van conventikelen wordt niets gehoord" (25). Pas in de loop van 1835 waren de eerste sporen van duidehjke ontevredenheid binnen de plaatselijke gemeente opgetreden. In dat jaar werd de administratie van de kerk gereorgani seerd en in handen gelegd van kerkvoogden. Met het oog op de precaire financiële situatie waarin de kerk verkeerde zag de kerkeraad zich gedwongen om met ingang van 1835 een hoofdelijke omslag in te voeren. Iedere lidmaat, die over enige vaste inkomsten beschikte, werd verplicht jaarlijks een conributie, waarvan de hoogte afhankelijk was van het inkomen, te betalen (26). Tegen de hoogte van de aanslag kon protest worden aangetekend. Onder de reclamanten bevonden zich de namen van een zevental personen, die zich in de loop van 1836 zouden afscheiden. Bij twee van hen, J. K. van Baaien en L. Laurusse, stond aangetekend: "door bloote weigering niet ontvankelijk" (27). Hiermee is natuurlijk niet gezegd, dat de invoering van de hoofdelijke omslag de oorzaak was van de afscheiding in Goes, wel dat de verplichte bijdrage bij sommige lidmaten de ontevreden heid deed toenemen. Zij wensten niet te betalen aan een kerk, waarin ze zich toch al niet meer thuis voelden. De burgemeester zag de omslag overigens wel als een belangrijke oorzaak van de in 1835 toe nemende onrust op kerkelijk gebied. In zijn rapport over dat jaar schreef hij over de gods dienstsituatie: "Aan verdraagzaamheid tusschen de onderscheidene gezindheden ontbreekt het gelukkig niet -alleen vertoont zich hier en daar in het geheim, mede de zugt tot afzondering van de gevestigde Hervormde Kerk- een verschijnsel dat ieder wel denkende moet bedroeven; en welks uitwerksel alhier, zoo als te vreezen is, niet weinig zal worden gevoed, door den on tevredenheid welke den kerkelijken omslag over de Hervormden verwekt" (28). Ook Swalue was van mening, dat "...sommigen alhier ook tot separatisme zijn aangezet door tegenzin in de kerkelijke belasting" (29). In september 1835 verzond de eerste lidmaat, H. Zwieter, zijn akte van afscheiding, in novem ber van dat jaar gevolgd door J. F. van Anrooy (30). Toch duurde het tot september 1836 voordat de afgescheiden gemeente van Goes werd gesticht; een in vergehjking met de rest van het land betrekkelijk laat tijdstip (31). Wat was hiervan de mogelijke oorzaak?Aan'grieven tegen de Hervormde Kerk ontbrak het niet. De vrijzinnige geloofsopvattingen der predikanten en kerkeraadsleden traden juist in Goes dui delijk op de voorgrond en veroorzaakten een toenemende verwijdering tussen de kerkelijke top en een deel der brede gemeente. De ontevredenen moesten echter wachten op impulsen van buitenaf om tot daadwerkelijke afscheiding en stichting van een eigen gemeente over te gaan. Het was geen toeval, dat pas na de breuk van de Biggekerkse predikant Budding met de Hervormde Kerk in april 1836 de afscheiding in Goes goed op gang kwam (32). 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1983 | | pagina 51