Vanaf april tot september verstuurden maar liefst 27 mensen hun akte van afscheiding (33). Vóór die tijd ontbrak het de ontevreden Goese lidmaten kennelijk aan figuren, die geestelijk en maatschappelijk leiding konden geven en die in staat waren op eigen kracht een gemeente te stichten. Verwonderlijk was dit geenszins, gezien de omstandigheid dat zich onder de afge scheidenen nauwelijks één persoon bevond, die in het verleden een bestuurlijke functie had uitgeoefend. Hfd. 3. De afgescheiden gemeente te Goes. A. De ontwikkeling van de gemeente tot 1841. De geschiedenis van de plaatselijke gemeente was zeker in de beginjaren nauw verbonden met die van de andere gemeenten op Zuid-Beveland. In september 1836 werden de kerkeraden van Borssele, Nieuwdorp en Goes bevestigd (1). De godsdienstbijeenkomsten vonden tot het begin van 1838 buiten Goes plaats en stonden onder leiding van Budding, wiens gezag door de le den der afgescheiden gemeenten aanvankelijk algemeen geaccepteerd werd (2). In februari 1837 werd hij beroepen tot leraar voor geheel Zeeland (3). Uit de memoires van J. van de Luyster, een rijke landbouwer uit Borssele die zich in april 1836 had afgescheiden, blijkt onder welke benarde omstandigheden de eerste diensten plaatsvonden: "Den 9 oct.(1836,AK) gepredikt in de gemeente Werde op de hofstee van Jacob Blok te Gaweege. Hier was een groote benaoudheid en een geroep tot den Heere, die ook verlost heeft. De regeeringe van Krabbendijke had uijt het fort Bats 100 man mieleterre besteld, die 's-morgens om 8 uuren al op het dorp waaren en al wat drank gegeven om haar woede beter uijt te hoefenen. Maar de Heere heeft dat gestuijd door middel van de overheid. En nog wonderlijk in die benouwdheid is niemand teruggekeerd, maar uijt, benouwdheid tot den Heere geropen. Het gevolg nu van het preken met op de 5 onderscheijden plaatsen is geweest vervolgt van de heeren regters van Goes: den domini voor elke reijs f 100,— en de houderlingen en diaconen ieder voor f25,—... (4). De plaatselijke gemeente zag in de jaren 1836-1841 haar ledental als volgt toenemen: Tabel III Aantal toetredingen van volwassen lidmaten tot de Goese gemeente gedurende 1836-1841. Jaar Totaal Goes Buitengemeenten 1836 75 60 15 1837 26 19 7 1838 12 4 8 1839 19 9 10 1840 7 6 1 1841 31 12 19(5). Uit dit overzicht blijkt dat de snelste groei in de jaren 1836 en 1837 plaatshad. In de daarop volgende jaren nam het aantal afscheidingen van de Hervormde kerk af om in 1841 wederom toe te nemen. De Hervormde Kerk en het stadsbestuur konden geen van beide de groei tegen houden. De ste- 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1983 | | pagina 52