Conclusie. Draagt kennis van de sociale gelaagdheid der afscheidingsbeweging bij tot een beter begrip van de afscheiding zelf? Op grond van de geringe sociale status der afgescheidenen, die zeker ook tot uiting kwam in hun bescheiden plaats in de Hervormde Kerk, is het zeer verleidelijk de plaatselijke afscheiding als een sociaal conflict te beschouwen: een strijd van kleine luiden en arbeiders, die in opstand kwamen tegen de gevestigde kerk, die zoals we in hoofdstuk 2 heb ben gezien, vrij volledig werd gedomineerd door mensen uit de bovenste lagen der maatschap pij. Het maatschappelijk verschil tussen hen en de deelnemers der afscheidingsbeweging was wel heel scherp afgebakend. We hebben gezien, dat geen van de afgescheidenen ooit ouderling of notabele was geweest. De stedelijke élite drukte een zwaar stempel op de gang van zaken binnen de Hervormde Gemeente. Zij bestuurde de kerk, beheerde de bezittingen, benoemde de leden van de kerkeraad en beriep een predikant naar eigen keuze. Op deze wijze slaagden de kerkbestuurders er in een grote mate van sociale homogeniteit en religieuze consensus te berei ken. Voor een deel der gewone lidmaten was deze situatie frustrerend. Vanwege hun ortho doxe geloofsopvattingen en hun bescheiden maatschappelijke status konden ze niet verwach ten invloed binnen de plaatselijke Hervormde Gemeente uit te oefenen. Afscheiding leek voor hen het enige alternatief. De stichting van een eigen gemeente stelde een deel der orthodoxen in staat de eigen geloofsopvatting gestalte te geven. Hierin lag ongetwijfeld het emancipato rische aspect van het gebeuren: mensen, die op maatschappelijk en kerkelijk terrein tot dan toe geen enkele verantwoordelijkheid hadden gekend, stonden nu voor de taak vorm te geven aan een eigen kerk. Dit was zeker geen geringe opgave voor een schildersknecht, een timmer man of een slager in een gemeenschap, die hen met openlijk geweld (overheid) en cynisme (Hervormde Kerk) omringde. Uit de sociale samenstelling van de afscheidingsbeweging, de maatschappelijke omstandighe den in de jaren '30 en de situatie in de Hervormde Kerk te Goes kan men uiteraard niet de af scheiding zelf verklaren. We moeten ons niet vergissen. De onmondigheid van de kleine burge rij, de grote invloed van de bovenlaag in de Hervormde Kerk en de vrijzinnige geloofsopvat tingen der Goese predikanten waren ongetwijfeld belangrijke factoren, die een rol speelden bij het ontstaan der plaatselijke afscheiding. Maar waren zij de enige oorzaken? Zeer zeker niet Zo zien we, dat in andere plaatsen in het land enkele van deze wat Mulder "conditionerende factoren" noemt, niet of althans niet in sterke mate aanwezig waren en dat desondanks ook daar de afscheiding om zich heen greep (1). Het optreden van een rechtzinnig predikant, een meer sociaal heterogene samenstelling der hervormde kerkeraad en een grotere invloed van de orthodoxe gemeenteleden op de gang van zaken in de kerk waren niet genoeg om de afschei ding tegen te houden. De verklaringswaarde van de door ons beschreven factoren mag derhalve niet worden over schat. Ze verklaren misschien waarom de aantrekkingskracht van de afscheiding juist op de la gere klassen uitging, maar meer ook niet. Het enige dat we met zekerheid kunnen stellen is, dat de afscheiding een religieus conflict was met onmiskenbare sociale aspecten, die juist in Goes sterk op de voorgrond traden. 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1983 | | pagina 63