nemingen (2). Voor de watervoorziening was men tot in de eerste tientallen jaren van deze
eeuw aangewezen op regenbakken In 1913 werd het leidingennet van de Waterleidingmaat
schappij Zuid-Beveland in gebruik genomen. Nog in 1931 waren in de gemeente Heinkenszand
slechts 141 woningen hierop aangesloten; daartegenover stonden 169 niet-aangesloten huizen
(3). Met straatverlichting door middel van gaslantaarns werd vanaf 1885 op partikulier initia
tief een begin gemaakt. Op het gebied van de postbezorging liep Heinkenszand vooraan; reeds
in 1883 bestond er ter plaatse een hulppostkantoor. In het algemeen kregen de dorpen op
Zuid-Beveland pas rond 1900 hierover de beschikking. Eveneens vrij snel 'werd te Heinkens
zand een hulptelegraaf- en telefoonkantoor geopend, namelijk in 1889 (4). In 1901 nam de ge
meente een nieuw gemeentehuis in gebruik (5). Het inwonertal van de gemeente toonde in de
hier behandelde periode slechts een lichte stijging:
1685 in 1880, 1637 in 1901, 1893 in 1925 en 1866 in 1940.
In 1939 trad de gemeente tenslotte toe tot de gemeenschappelijke regeling Bouw- en Woning
toezicht op Zuid-Beveland, waarvan de praktische uitvoering bij de gemeente Goes berustte
(10).
Voor een grote groep arbeiders waren de woonomstandigheden tot in deze eeuw slecht. Dr.
A.W. van Renterghem, die van 1877 tot 1881 geneesheer te Heinkenszand was, beschreef de
schrijnende omstandigheden die hij bij zijn huisbezoeken aantrof. Veelal bestonden in zijn
tijd de huisjes uit één kamer, waarin het gehele gezinsleven zich afspeelde. De vochtigheid van
de vertrekken, en de koude van de stenen vloeren, samen met de meest uiteenlopende on
hygiënische toestanden, konden niet anders dan schadelijk werken op het menselijk gestel.
Toen Van Renterghem bij zo'n visite een opmerking maakte over de verstikkende walm van de
zwetende muren en het vochtige stro dat op de grond lag, kreeg hij het berustende antwoord:
"Och dokter, ielik uushouwen eit zoo z'n eigen rooke! (6). De konklusies die in 1903 in een
rapport van de regionale gezondheidskommissie over Heinkenszand getrokken werden waren
ondubbelzinnig over het ongezonde leefmilieu van de arbeiders. In het algemeen kon gesteld
worden dat de deuren te laag, de vensters te klein, en de slaapgelegenheden zeer ongezond
waren, aldus de kommissieleden (7). Wellicht een direkt gevolg van dit rapport was in 1904 de
vaststelling van een verordening op de bouwpolitie door de gemeenteraad. Hiermee werd be
reikt dat bij verbouwingen of nieuwbouw in de gemeente aan bepaalde minimale voorschrif
ten moest worden voldaan (8). Slechts zeer geleidelijk verbeterden de woonomstandigheden
in de gemeente. Pas in 1920 werd in Heinkenszand voor het eerst een woningbouwvereniging
Volksbelang opgericht. Zij stelde zich ten doel aan de woningnood een einde te maken, door
het bouwen van gezonde huizen te bevorderen. Vermoedelijk vanwege het niet funktioneren
van deze vereniging werd in 1930 opnieuw een dergelijke vereniging in het leven geroepen. In
beide verenigingen hadden de burgemeester en de wethouders zitting (9).
In de energiebehoefte werd voornamelijk voorzien door de aanvoer van steenkolen per spoor.
De in 1872 opgerichte Werkmansvereniging Heinkenszand, die hierna nog nader aan de orde
zal komen, stelde zich als voornaamste doel verstrekking van steenkolen aan de leden. Na het
ter ziele gaan van deze vereniging werd in 1915 opnieuw een kolenvereniging te Heinkenszand
opgericht, nu onder de naam Samenwerking. Ook deze komt hierna nog aan de orde. De aller
armsten onder de arbeiders konden de kontributie voor deze vereniging met geen mogelijk
heid voldoen, zodat zij aangewezen waren op liefdadigheid van welgestelde inwoners, en de
diakonieën van de verschillende kerkgenootschappen. In 1918 startte een groepje partikulie-
ren met de exploitatie van een elektriciteitscentrale. In 1930 volgde aansluiting op het net van
de PZEM.
74