De zetelverdeling werd hierdoor: 3 voor de Vrijheidsbond, 2 voor de roomsen, 1 voor de Lijst
Van den Dries, en 1 voor de ARP (35). Bij de volgende verkiezingen herkregen de katholieken
hun 3 zetels; de plaatselijke groepering Gemeentebelang, opvolger van de Vrijheidsbonders
won eveneens 3 zetels, terwijl de ARP op 1 bleef staan. Ook in 1935 lagen de verhoudingen
zoals 4 jaar eerder (36). Bij de laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen behaalde Ge
meentebelang genoeg stemmen voor 2 zetels. De nieuwe lijst De Beaufort, uit Gemeentebelang
voortgekomen,eiste een zetel op. Voor het overige traden er geen veranderingen op (37).
Aan verenigingen was te Heinkenszand in de hier behandelde periode geen gebrek. Allereerst
waren er verschillende schutterijen; Soranus, St. Sebastiaan en Nimrod. Ook zangverenigingen:
Nut en Genoegen, Oefening Kweekt Kunst, R.K. Zangkoor, Looft Den Heere, Der Kinderen
Lied, Excelsior en Zang Veredelt. Verder op muzikaal gebied nog enkele fanfares: Prins Hen
drik en Euterpe, en een mondharmonikaclub Concordia. Ook voor toneelgezelschappen be
stond veel interesse, getuige het bestaan van Eendracht Maakt Macht en Ons Genoegen. Het
zelfde gold voor sportverenigingen: fietsklub De Zucht Naar Het Onbekende, voetbalvereniging
Olympia, en biljartklub Oefening Baart Kunst. Op kerkelijk gebied bestonden de gewoonlijke
jongens- en meisjesverenigingen. Bijzondere vermelding verdienen hier nog de Heinkenszandse
Volksbibliotheek, de afdeling Heinkenszand van de Vereniging Tot Beoefening van Esperanto,
leesgezelschap Ontwikkeling tot Nut en de bloemenvereniging Vergeet Mij Niet. In de gemeen
te leefden vrijwel altijd de verschillende geloofs- en politieke overtuigingen met elkaar in har
monie. Scherpe tegenstellingen kwamen niet voor, ook niet tussen arbeiders en boeren (38).
Dominee Renting, voor de oorlog te Heinkenszand in funktie, bespeurde nooit iets van een
zuilenmentaliteit of schotjesgeest (39).
Werkmansvereniging Heinkenszand.
Deze vereniging werd opgericht in 1872. Het was de eerste keer dat ter plaatse iets van gemeen
schapszin ontstond. Als voornaamste doel stelde de vereniging zich, het verstrekken van steen
kolen aan leden. De leden waren vooral kleine middenstanders, en ook veel landarbeiders (40).
Duidelijkheid over de hoek waaruit de vereniging ontstaan was, verschaft ons het voorzitter
schap van burgemeester A. de Vulder van Noorden vanaf 1882. Het bleek dus dat de Werk
mansvereniging bedoeld was enige lotsverbetering aan de leden te verschaffen onder kontrole
van de plaatselijke overheid. De zomerkontributie bedroeg wekelijks een kwartje; in de winter
daalde dit tot 10 cent. Elk lid kon ieder stookseizoen aanspraak maken op 12 hectoliter kolen.
Ook niet-leden konden gebruik maken van de voorraden van de vereniging; zij moesten dan
wel de normale handelsprijs betalen (41). Na een aanvankelijk vrij voorspoedige ontwikkeling
van het ledenaantal, ging zich dit al snel in dalende lijn bewegen. In 1880 waren er nog 103 le
den. Dit getal zakte naar 72 in 1885, naar 71 in 1890, en bij de opheffing in 1892 waren er
nog krap 40, waaronder veel wanbetalers (42). Zonder twijfel was de landbouwkrisis, die be
gon rond 1878 en die pas omstreeks 1895 uitgewoed was, voor een groot deel verantwoorde
lijk voor deze dramatische daling van het ledental. Werkloosheid had als onherroepelijke kon-
sekwentie dat het lidmaatschap moest worden beëindigd, of dat men bij de wanbetalers ging
horen. Het aantal wanbetalers speelde dan ook een belangerijke rol bij het besluit tot ophef
fing in 1892.
Het verschil in zomer- en winterkontributie is een aanduiding van de jaarlijks terugkerende
seizoenswerkloosheid, die in winter en voorjaar de landarbeiders trof. Op welke wijze de
geroyeerde leden in hun brandstofbehoefte moesten voorzien is niet exakt na te gaan. Wel
bleek dat één van de meest verstrekte goederen door gemeente, kerk en rijke ingezetenen steen
kool was; dit hielp wel tijdelijk de hoogste nood lenigen, maar was nooit voldoende (43).
79